In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 november 2023, in de zaak met nummer SGR 22/1420, is het verzoek om schadevergoeding van verzoekers afgewezen. Verzoekers, bestaande uit Stichting Administratiekantoor DKO en Haagsche Vastgoedmaatschappij Klein Zwitserland I B.V., hebben schadevergoeding gevraagd naar aanleiding van een onrechtmatig besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat hen een last onder dwangsom had opgelegd. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 7 oktober 2020 geoordeeld over deze last en de gevolgen daarvan. Verweerder had het verzoek om schadevergoeding op 30 april 2021 afgewezen, waarna verzoekers in beroep gingen. Tijdens de zitting op 3 oktober 2023 is het verzoek behandeld, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker 2 niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat verzoekers 1 en 3 niet aannemelijk hebben gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen de herroepen last onder dwangsom en de gestelde schade. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de kosten die verzoekers hebben gemaakt niet objectief en controleerbaar zijn onderbouwd. Bovendien zijn de kosten die zij hebben opgevoerd, zoals advocaatkosten en kosten voor juridisch advies, al eerder in de procedure behandeld en vergoed. De rechtbank concludeert dat verzoekers 1 en 3 niet in aanmerking komen voor schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb.