In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een vreemdeling, eiser, tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was uitgevaardigd. Eiser, geboren in Pakistan, had eerder een terugkeerbesluit ontvangen, maar had niet voldaan aan de verplichting om Nederland te verlaten. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het terugkeerbesluit onbevoegd was, omdat dit besluit geen rechtsgevolgen meer had. Het beroep tegen het inreisverbod werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het buiten de wettelijke termijn was ingediend. Eiser had aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat er geen voldoende bewijs was dat het besluit niet correct was verstrekt.
De rechtbank beoordeelde ook de maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd. Verweerder had deze maatregel gerechtvaardigd door te stellen dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestond. Eiser betwistte de gronden voor de bewaring, maar de rechtbank concludeerde dat de feitelijke gronden voldoende waren om de bewaring te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd en dat er geen lichter middel kon worden toegepast, ondanks de psychische problemen van eiser. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en verklaarde het beroep ongegrond.