ECLI:NL:RBDHA:2023:16974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.19748
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit drie personen met V-nummers, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hebben verzocht om een machtiging tot voorlopig verblijf in Nederland, met als doel om bij hun in Nederland verblijvende minderjarige zoon/broer te kunnen zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvragen van eisers. De zitting vond plaats op 8 september 2023, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft overwogen dat er een wettelijke termijn is overschreden en dat eisers recht hebben op een beslissing op hun aanvraag. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen. Indien er een herstelverzuim wordt aangeboden, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak gebeuren. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de Staatssecretaris in gebreke is gebleven. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 209,25 en moet het griffierecht van € 184,- worden vergoed.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.19748
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser sub 1], met V-nummer [V nummer 1] ,
[eiser sub 2], met V-nummer [V nummer 2] ,
[eiser sub 3], met V-nummer [V nummer 3] , hierna gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf, alsmede op hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘familie en gezin (als geheel hierna te noemen: de aanvraag). Eisers beogen verblijf bij hun in Nederland verblijvende minderjarige zoon/broer, [A] .
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2023. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eisers
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
verweerder rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
3. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.3 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.4
4. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.5 De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
5. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is. Uit het verweerschrift volgt dat verweerder van plan is een herstelverzuim te sturen om de aanvraag compleet te maken. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er een herstelverzuim zal worden geboden om eisers de gelegenheid te bieden (onder andere) een origineel familieboekje in te brengen. Afhankelijk van de verdere reactie op het herstel verzuim bekijkt verweerder of nader onderzoek, mogelijk in de vorm van een gehoor nodig is. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken.6
6. De gemachtigde van eisers heeft de rechtbank verzocht om verweerder, bij wijze van waarschuwing, te verplichten om in het vervolg concrete informatie in het verweerschrift te verschaffen over de verder te nemen stappen. Hiertoe ziet de rechtbank geen aanleiding. Van een situatie waarin de rechtbank een verzoek van verweerder tot een nadere beslistermijn van twintig weken standaardmatig inwilligt, is geen sprake. De rechtbank hanteert in dergelijke gevallen namelijk een stappenplan, dat gebaseerd is op de uitgangspunten die geformuleerd zijn in de genoemde uitspraak van 17 maart 2023. Hieruit blijkt dat van een nadere beslistermijn van twintig weken pas sprake is, indien verweerder zowel een herstel verzuim als een nader onderzoek aanbiedt. In alle andere gevallen gelden kortere nadere beslistermijnen.
3 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6 Zie ECLI:NL:RBDHA:2023:3590, ro.5.9 en 5.10.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.7
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
8. Eisers hebben de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.8
9. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog.9 De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van
€ 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen de hierboven genoemde termijn(en) alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van
4 september 202310.
12. De gemachtigde van eisers is het niet eens met deze uitspraak. Hij voert aan dat zijn inspanningen in deze zaak niet slechts beperkt zijn geweest tot het indienen van een beroepschrift. Hij heeft namelijk ook tijd moeten spenderen aan het onderhouden van contact met verweerder en met zijn cliënten. Hij stelt dat deze inspanningen niet zijn verdisconteerd in de wegingsfactor “zeer licht”.
13. De rechtbank volgt de gemachtigde hierin niet. In rechtsoverweging 6. van de uitspraak van 4 september 2023 is toegelicht dat het gewicht van een zaak wordt bepaald door het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. De tijd die de gemachtigde van eisers heeft besteed aan het onderhouden van contact met verweerder en eisers is op het gewicht van een zaak niet van invloed.
7 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
8 Artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Awb en artikel 4:18 van de Awb.
9 Artikel 8:55c van de Awb.
14. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt
€ 209,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,25). Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoeden.11

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder na het bieden van een herstelverzuim op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder na een herstel verzuim een nader onderzoek aanbiedt, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
V.M. de Waard, griffier.
11 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 september 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.