ECLI:NL:RBDHA:2023:16934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.25882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit houder, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 31 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Slovenië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, op basis van de Dublinverordening. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat hij procesbelang heeft en dat Slovenië niet voldoet aan de internationale verplichtingen met betrekking tot asielzoekers. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij bij terugkeer naar Slovenië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Daarnaast beroept eiser zich op artikel 17 van de Dublinverordening, waarin wordt gesteld dat een lidstaat in bepaalde gevallen kan besluiten om een asielaanvraag te behandelen, ook al is hij daar niet verplicht. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de aanvraag op grond van dit artikel aan zich te trekken, omdat er geen bewijs is dat de medische zorg in Slovenië onvoldoende zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25882

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 31 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Slovenië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Slovenië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Slovenië een verzoek om terugname gedaan. Slovenië heeft dit verzoek aanvaard.
Procesbelang
5. De rechtbank beantwoordt allereerst de vraag of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. De staatssecretaris heeft aangegeven dat eiser per 17 oktober 2023 met onbekende bestemming is vertrokken.
5.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. [2]
5.2.
De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 30 oktober 2023 bericht dat zij contact heeft met eiser en dat eiser zich weer gemeld heeft in Ter Apel. De rechtbank acht het beroep gelet daarop ontvankelijk.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiser stelt dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser voert daartoe aan dat de Sloveense autoriteiten zich schuldig maken aan refoulement, dat zij vluchtelingen actief weren en er pushbacks plaatsvinden. Eiser vreest om door Slovenië uitgezet te worden naar Algerije, zonder dat hij zijn asielprocedure heeft kunnen doorlopen.
6.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het uitgangspunt is dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Slovenië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Slovenië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarvan is sprake als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken; zie het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2018.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien van Slovenië uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 21 maart 2023 geoordeeld dat ten aanzien van Slovenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [3] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij als Dublinclaimant bij terugkeer naar Slovenië het risico loopt om slachtoffer te worden van pushbacks zonder dat hij een asielprocedure heeft doorlopen. Verder hebben de Sloveense autoriteiten met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Sloveense autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Eiser heeft daarnaast onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Slovenië een risico loopt op (indirect) refoulement.
Art. 17 Dublinverordening
7. Eiser beroept zich op artikel 17 van de Dublinverordening en voert aan dat hij in Slovenië geen adequate medische behandeling heeft gekregen voor zijn verslavingsproblematiek. Eiser stelt dat terugname door de Sloveense autoriteiten zal leiden tot een onevenredige hardheid.
7.1.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, kan in afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening, een lidstaat besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. In paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is nader uitgewerkt wanneer de staatssecretaris van deze bevoegdheid gebruikmaakt.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het door eiser aangevoerde redelijkerwijs geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. De staatssecretaris mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat er in Slovenië passende medische zorg aanwezig is voor eisers verslavingsproblematiek. Niet gebleken is dat voor eiser een specialistisch zorg- en behandeltraject noodzakelijk is of dat deze medische basiszorg van onvoldoende niveau zou zijn.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
3.De uitspraak van 21 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1106.