ECLI:NL:RBDHA:2023:16934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit houder, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 31 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Slovenië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, op basis van de Dublinverordening. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat hij procesbelang heeft en dat Slovenië niet voldoet aan de internationale verplichtingen met betrekking tot asielzoekers. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij bij terugkeer naar Slovenië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Daarnaast beroept eiser zich op artikel 17 van de Dublinverordening, waarin wordt gesteld dat een lidstaat in bepaalde gevallen kan besluiten om een asielaanvraag te behandelen, ook al is hij daar niet verplicht. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de aanvraag op grond van dit artikel aan zich te trekken, omdat er geen bewijs is dat de medische zorg in Slovenië onvoldoende zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.