In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 27 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. Eiser heeft op 15 juni 2023 verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 27 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 10 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, en verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en neemt de overwegingen uit die uitspraak over.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet bekendmaken, tenzij verweerder besluit tot nader onderzoek, in welk geval de termijn 20 weken bedraagt. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van de beslistermijn, met een maximum van € 7.500,-. De hoogte van de verbeurde dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-. Daarnaast worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50 en moet de staatssecretaris het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden.