ECLI:NL:RBDHA:2023:16833
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de niet-tijdige beslissing op een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Issa, had beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen voordat hij beroep kan instellen wegens het niet tijdig beslissen. Eiser had zijn asielaanvraag op 22 november 2022 ingediend, en de beslistermijn was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 in werking trad. Hierdoor was de termijn voor de beslissing op de aanvraag van eiser verlengd tot uiterlijk 22 februari 2024.
De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van eiser, die op 24 mei 2023 was ingediend, te vroeg was gedaan, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Dit betekende dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op 19 juli 2023.