ECLI:NL:RBDHA:2023:16833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.16836
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de niet-tijdige beslissing op een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Issa, had beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.

De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen voordat hij beroep kan instellen wegens het niet tijdig beslissen. Eiser had zijn asielaanvraag op 22 november 2022 ingediend, en de beslistermijn was verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 in werking trad. Hierdoor was de termijn voor de beslissing op de aanvraag van eiser verlengd tot uiterlijk 22 februari 2024.

De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van eiser, die op 24 mei 2023 was ingediend, te vroeg was gedaan, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Dit betekende dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op 19 juli 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16836
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Issa), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank van 24 maart 2023.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser heeft op 22 november 2022 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 22 februari 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van
24 mei 2023 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
V.M. de Waard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.