ECLI:NL:RBDHA:2023:16830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.21482 en NL23.21483
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot minderjarigheid en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 november 2023, met zaaknummers NL23.21482 en NL23.21483, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 2006, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser betwist deze beslissing en verzoekt om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft op 4 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren. Eiser stelt dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar zijn gestelde minderjarigheid en de door hem overgelegde geboorteakte. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de overgelegde geboorteakte niet voldoet aan de eisen van een identiteitsdocument en dat de Spaanse autoriteiten de geboortedatum van eiser hebben bevestigd als zijnde 2000. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om aan de zorgvuldigheid van de Spaanse autoriteiten te twijfelen en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.21482 en NL23.21483
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 juli 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 2006.
Volgens verweerder is eiser geboren op [geboortedag] 2000. Verweerder heeft eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Waarom is eiser het niet eens met het besluit?
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat door verweerder ten onrechte geen nader onderzoek is gedaan naar zijn gestelde minderjarigheid en naar de door eiser overlegde geboorteakte. Het bestreden besluit is daarom niet zorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd. [1] In Algerije geldt geen identificatieplicht waardoor eiser geen ander document kan verstrekken. Daarnaast roept het claimakkoord vragen op over de zorgvuldigheid waarmee het is opgesteld. Eisers nationaliteit wordt namelijk vermeld met het woord ‘Angelina’. Ook is het opvallend dat Spanje in eerste instantie geen akkoord geeft op het claimverzoek en vervolgens wel akkoord is en daarbij de naam en geboortedatum overneemt die door verweerder is benoemd in het claimverzoek. Verweerder dient ook vraagtekens te zetten bij de geboortedatum die door de Spaanse autoriteiten is geregistreerd omdat uit het AIDA-rapport van april 2023 [2] volgt dat Spanje door het Kinderrechtencomité is veroordeeld vanwege de wijze waarop zij de leeftijd van gestelde minderjarigen vreemdelingen vaststellen. [3] Indien verweerder wel mag uitgaan van de meerderjarigheid van eiser kan verweerder ten aanzien van Spanje niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Door de Europese Commissie is in januari 2023 een inbreukprocedure [4] gestart omdat de Unierechtelijke opvangnormen door Spanje niet goed geïmplementeerd werden. Verweerder zou volgens eiser moeten onderzoeken of deze inmiddels wel goed geïmplementeerd zijn. Daarnaast heeft de UNHCR [5] aangegeven dat het bijzonder moeilijk is om in Spanje toegang te krijgen tot de asielprocedure en opvangvoorzieningen. [6] Ten slotte is eiser kwetsbaar, hij heeft zich volgens zijn voogd van Nidos suïcidaal geuit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Minderjarigheid
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit is ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Verweerder heeft daarbij onder meer gemotiveerd waarom de zienswijze niet leidt tot de conclusie dat eiser minderjarig is. Hierbij is van belang dat de overgelegde geboorteakte geen origineel document is. Daarnaast voldoet deze akte niet aan de voorwaarden van een identiteitsdocument, nu deze op grond van de Vreemdelingencirculaire [7] een goed lijkende pasfoto moet bevatten. Daargelaten dat eiser niet heeft onderbouwd waarom het voor hem niet mogelijk is om een ander identificerend document over te leggen, geldt dat verweerder onder deze omstandigheden doorslaggevende betekenis mocht toekennen aan het onderzoek gedaan bij de Spaanse autoriteiten. Die hebben bevestigd dat de geboortedatum van eiser [geboortedag] 2000 is. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om aan deze bevestiging te twijfelen. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat de nationaliteit van eiser niet is aangeduid met het woord Angelina maar ‘Argelina’, het Spaanse woord voor Algerijns. De rechtbank volgt ook het standpunt van eiser niet dat Spanje in eerste instantie niet akkoord is gegaan met het claimverzoek omdat zij niet bekend zouden zijn met eiser. In de eerdere afwijzing van het claimverzoek hebben de Spaanse autoriteiten immers aangegeven dat zij het verzoek niet accepteren omdat er aanwijzingen zijn dat eiser het grondgebied van de Europese Unie heeft verlaten voor meer dan drie maanden. De passages in het AIDA-rapport waar eiser naar verwijst over de wijze waarop Spanje de leeftijd van minderjarigen beoordeelt, gaan over leeftijdsonderzoeken. Nu niet aannemelijk is dat de in Spanje geregistreerde leeftijd de uitkomst betreft van een leeftijdsonderzoek kunnen deze passages reeds hierom niet leiden tot het oordeel dat de leeftijdsregistratie in Spanje onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Eiser heeft bovendien verklaard dat hij zelf de in Spanje geregistreerde geboortedatum heeft doorgegeven aan de Spaanse autoriteiten. [8] Verweerder heeft daarom geen nader onderzoek hoeven doen naar de gestelde minderjarigheid van eiser.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel er vanuit mag gaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. [9] Van dit uitgangspunt wordt afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest [10] of artikel 3 van het EVRM. [11] Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd.
6. Het door eiser aangehaalde AIDA-rapport [12] geeft geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Met het gegeven claimakkoord garandeert Spanje dat eisers asielverzoek in behandeling zal worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld met toepassing van alle voor Spanje geldende Europese wet- en regelgeving op het gebied van het asielrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser in zijn betoog te volgen dat verweerder onderzoek moet doen of de Unierechtelijke normen inmiddels geïmplementeerd zijn. De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraak van 24 juli 2023 geoordeeld dat het AIDA-rapport waar eiser naar verwijst geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje voor Dublinclaimanten dan uit de landeninformatie volgt die al bij de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 27 januari 2023, is betrokken. [13] Uit de overgelegde informatie volgt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Ook is niet gebleken dat verweerder in het geval van eiser niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan voor Spanje. Dat eiser suïcidale gedachten heeft betekent niet dat eiser per definitie een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM in de zin van het arrest Jawo. [14] Verweerder mag er namelijk in beginsel vanuit gaan dat in de verantwoordelijke lidstaat de medische voorzieningen vergelijkbaar zijn met die in andere lidstaten en ook ter beschikking staan van Dublinclaimanten. Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat dit uitgangspunt in zijn geval niet opgaat. De enkele stelling dat uit het AIDA-rapport volgt dat het bijzonder moeilijk is om toegang te krijgen tot de asielprocedure én opvangvoorzieningen en dat daaruit volgt dat eveneens moeilijk is om toegang te krijgen tot de gezondheidszorg, is daarvoor niet voldoende. Als eiser toch in Spanje wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielverzoek, in de opvangvoorzieningen, of anderszins, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening
7. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom er geen aanleiding bestaat om de aanvraag van eiser onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Niet is gebleken van omstandigheden die zodanig zijn dat overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid zou getuigen. Evenmin is aanleiding eiser als bijzonder kwetsbaar aan te merken omdat hij zich suïcidaal zou hebben geuit en sprake zou zijn van automutilatie. Hierbij is van belang dat eiser hiervoor geen medische behandeling heeft gezocht of ondergaat. Er is geen aanleiding voor de conclusie dat eisers niet kunnen worden overgedragen aan Spanje.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
8. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie het AIDA-rapport ‘Country Report: Spain. 2022 Update’ van april 2023.
3.Zie pagina 79 van het AIDA-rapport ‘Country Report: Spain. 2022 Update’ van april 2023.
4.Zie pagina 98 van het AIDA-rapport ‘Country Report: Spain. 2022 Update’ van april 2023.
5.United Nations High Commissioner for Refugees.
6.Zie pagina 51 van het AIDA-rapport ‘Country Report: Spain. 2022 Update’ van april 2023.
7.Zie paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
8.Zie pagina 10 van het rapport van het aanmeldgehoor.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2822.
10.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
11.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
12.AIDA rapport (update 2022), april 2023.
13.Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364.
14.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.