In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 november 2023, zijn de beroepen van eiseressen gegrond verklaard. Eiseressen, een moeder en dochter, hadden beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig was beslist op hun asielaanvragen, ingediend op 7 september 2021. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had gesteld dat de wettelijke beslistermijn pas eindigde op 7 juni 2023. De rechtbank stelde vast dat de beslistermijn op 7 september 2022 was verstreken, waardoor de ingebrekestellingen van eiseressen geldig waren. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog besluiten op de aanvragen bekend te maken en legde een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast werden de proceskosten van eiseressen vastgesteld op € 1.674,-. De beroepen met de zaaknummers NL23.18532 en NL23.18535 werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseressen geen procesbelang meer hadden na de gegrondverklaring van de eerdere beroepen.