ECLI:NL:RBDHA:2023:1671

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
NL23.692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontneming van eiser, een Nigeriaanse vreemdeling. Eiser had op 17 december 2022 in IJmuiden asiel aangevraagd, maar kreeg de toegang geweigerd en werd een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige gebreken kleven aan de oplegging van de maatregel, die niet zijn weggenomen door de uitleg in het aanvullend proces-verbaal. De rechtbank merkte op dat de Koninklijke Marechaussee slordig heeft gehandeld, wat onacceptabel is bij het ontnemen van vrijheid. De rechtbank concludeerde dat de maatregel onrechtmatig was, omdat deze niet correct was ondertekend en uitgereikt. Eiser is ten onrechte meer dan drie uur vastgehouden zonder geldige titel. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel bevolen en een schadevergoeding van € 3.700,- toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.674,-, die door de Staat der Nederlanden moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.692

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2022 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is ter zitting aangehouden om verweerder in de gelegenheid te stellen een aanvullend proces-verbaal in te brengen. Verweerder heeft op 24 januari 2023 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Eiser heeft hier op 24 januari 2023 gereageerd en op diezelfde datum, om 19.22 uur, ingestemd met sluiting van het onderzoek zonder het houden van een nadere zitting.
De rechtbank heeft het onderzoek op 25 januari 2023 gesloten en de uitspraak bepaald op vandaag.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] .
1.1
De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.
Eiser is op 17 december 2022 in IJmuiden, Nederland aangekomen. Op die dag heeft hij te kennen gegeven een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen aanvragen. Eiser is de toegang geweigerd en hem is de maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vw opgelegd. Eiser is vervolgens overgebracht naar het Justitieel Complex Schiphol. Blijkens het proces-verbaal bevindingen algemeen van 18 december 2022 is op die datum geconstateerd dat ten onrechte de toegang is geweigerd aan eiser en dat een besluit omtrent het al dan niet verlenen van toegang had moeten worden uitgesteld.
Vervolgens is eiser opnieuw gehoord. Het verslag van gehoor is met pen ingevuld, voorzien van een ondertekening, maar zonder vermelding van de naam en functie van degene die het gehoor heeft afgenomen, en zonder datering. Op 20 december 2022 is de maatregel van 17 december 2022 opgeheven.
Aan eiser is op die datum de onderhavige maatregel opgelegd, ondertekend te IJmuiden.
Bij brief van 12 januari 2023 heeft verweerder eiser bericht dat de maatregel van 17 december 2022 is opgeheven en dat verweerder aan eiser een schadevergoeding toekent voor vier dagen.
1.2
Ter zitting heeft de rechtbank verweerder verzocht de precieze gang van zaken nader te laten verduidelijken in een aanvullend proces-verbaal. Op 24 januari 2023 heeft verweerder een aanvullend proces-verbaal geüpload in het elektronisch dossier. Hierin is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Op maandag 19 december 2022 heb ik de wachtmeester der Koninklijke Marechaussee [wachtmeester 1] opdracht gegeven zich te vervoegen op het Justitieel Cellencomplex Schiphol (JCS). Aldaar heeft [wachtmeester 1] de vreemdeling [eiser] opnieuw gehoord aangaande een uitgestelde toegangsweigering en een vernieuwde maatregel.
Op dinsdag 20 december 2022 is er na opdracht van mij door de wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee [wachtmeester 2] een nieuwe maatregel opgelegd ten aanzien van [eiser] . Deze maatregel is opgemaakt en ondertekend op de post van de Koninklijke Marechaussee te IJmuiden. Nadat ik de maatregel gefiatteerd heb is deze door de wachtmeester der eerste klasse der Koninklijke Marechaussee [wachtmeester 3] uitgeprint overgebracht naar het JCS. Op het JCS is de strekking van de maatregel door [wachtmeester 3] medegedeeld aan [eiser] en hebben zij de stukken fysiek overhandigd aan [eiser] .”
2. Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
3. De rechtbank is van oordeel dat aan de oplegging van de onderhavige maatregel gebreken kleven, die niet zijn weggenomen met de uitleg van de gang van zaken in het aanvullend proces-verbaal. De rechtbank hecht eraan om op te merken dat verweerder in het geval van eiser zó slordig heeft gehandeld, dat het aan het onbetamelijke grenst. Van professionele organisaties als verweerder en de Koninklijke Marechaussee mag en moet worden verwacht dat zij bij het opleggen van een belastende maatregel zorgvuldig te werk gaan, en zeker wanneer het gaat om een maatregel waarbij aan iemand de vrijheid wordt ontnomen.
4. De rechtbank is verder van oordeel dat de onderhavige maatregel ook in strijd met de Vw is opgelegd. Daartoe is het volgende van belang.
4.1
In artikel 5.3, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is bepaald dat de maatregel waarbij de bewaring op grond van artikel 59, 59a of 59b Vw wordt opgelegd, wordt gedagtekend en ondertekend en dat de maatregel met redenen wordt omkleed. Aan de vreemdeling op wie de maatregel betrekking heeft, wordt onmiddellijk een afschrift daarvan uitgereikt. De vreemdeling wordt daarbij schriftelijk, in een taal die hij verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring en van de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, alsook van de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te vragen.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat het eerste lid van overeenkomstige toepassing in geval van oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde of zesde lid, Vw en in situaties waarin de bewaring van de vreemdeling op een andere wettelijke grondslag wordt voortgezet.
4.2
In haar uitspraak van 28 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4512) en herhaald in haar uitspraak van 12 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2278) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het volgende geoordeeld: “[U]it artikel 5.3, eerste lid, Vb volgt dat de bewaring niet ingaat dan nadat de maatregel op schrift is gesteld, is ondertekend en aan de vreemdeling is uitgereikt. Tot aan het moment dat de maatregel op schrift is gesteld, is ondertekend en aan de vreemdeling is uitgereikt, is met betrekking tot de vrijheidsontneming van de vreemdeling niet aan deze vereisten voldaan.
4.3
Uit het aanvullend proces-verbaal van 24 januari 2023 blijkt dat de maatregel is ondertekend in IJmuiden. Tevens blijkt dat de verbalisant daarna naar het JCS is gereisd om de maatregel uit te reiken. In de maatregel is echter daarvoor, namelijk vóór de ondertekening, al aangekruist dat de maatregel onmiddellijk is uitgereikt, dat eiser is gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen en dat hem in de Engelse taal met behulp van een telefonische tolk -maar zonder het tolknummer op te nemen- een eiser de strekking en inhoud van de maatregel is uitgelegd en hij verklaarde de beschikking te begrijpen. Dit is onmogelijk, nu de maatregel is opgemaakt en ondertekend, voordat hier met eiser over is gesproken. Verder blijkt uit het aanvullend proces-verbaal van 24 januari 2023 niet hoeveel tijd is verstreken tussen het opmaken van de maatregel en de uitreiking ervan. Duidelijk is echter wel dat het onmogelijk is dat de maatregel onmiddellijk is uitgereikt, nu de verbalisant heeft moeten reizen van IJmuiden naar de plaats waar eiser verbleef, waar enige tijd mee gemoeid moet zijn geweest.
Ten slotte acht de rechtbank nog van belang dat de maatregel van 17 december 2022 is opgeheven op 20 december 2022 en dat de opheffing elektronisch is ondertekend op 11.05 uur + 01.00. De maatregel van 20 december 2022 is digitaal ondertekend om 14.23 uur + 01.00. Dat alleen al betekent dat aan eiser ruim drie uur de vrijheid is ontnomen, zonder dat daarvoor een geldige titel was. Nu onduidelijk is gebleven op welk tijdstip de maatregel van 20 december 2022 is uitgereikt en die maatregel niet is ingegaan totdat hij is uitgereikt, is de periode waarin eiser zonder geldige titel is vastgehouden, naar alle waarschijnlijkheid nog langer.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser gegrond. De maatregel is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van 25 januari 2023.
6. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 37 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank kent daarom een schadevergoeding toe van 37 x € 100,- (verblijf detentiecentrum), in totaal € 3.700,-.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel van bewaring met ingang van 25 januari 2023;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 3.700,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.