ECLI:NL:RBDHA:2023:1668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
09/070061-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak met verkrachting en aanranding onder valse voorwendselen als politieagent

Op 15 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zedenzaak waarbij de verdachte is beschuldigd van verkrachting en aanranding. De zaak betreft twee incidenten: de eerste op 7 februari 2022 in Leiden, waar de verdachte het slachtoffer, een 17-jarig meisje, onder bedreiging met een pistool heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte had zich voorgedaan als een vriend van het slachtoffer en lokte haar naar een afgelegen plek in het Leidse Hout. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-bewijs, voldoende bewijs bood voor de bewezenverklaring van de verkrachting.

Het tweede incident vond plaats op 15 maart 2022 in Katwijk, waar de verdachte zich voordeed als politieagent en een volwassen vrouw volgde en aanraande. De rechtbank oordeelde dat ook in dit geval de verklaring van het slachtoffer, samen met andere bewijsmiddelen, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren voor feitelijke aanranding. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 5 jaar en 6 maanden, en kende schadevergoedingen toe aan beide slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en wees op de noodzaak van een stevige straf om de verdachte te bestraffen voor zijn daden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/070061-22; 09/079884-22 (gev.)
Datum uitspraak: 15 februari 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1] ,
thans gedetineerd in [instelling 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 juni 2022, 15 september 2022, 7 december 2022 (alle pro forma) en 1 februari 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.S.S. Overes naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
dagvaarding I (parketnummer 09/070061-22):hij op of omstreeks 7 februari 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door [slachtoffer 1] (onder valse voorwendselen) te vragen om naar Leidse Hout te komen,
- door [slachtoffer 1] vast te pakken en (op dwingende toon) tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat zij op de grond moest gaan zitten en zij moest pijpen,
- door het hoofd van [slachtoffer 1] vast te pakken en te zeggen dat het harder moest,
- door een pistool tegen het hoofd van [slachtoffer 1] te zetten en (vervolgens) te dreigen een kogel door haar kop te schieten als ze zou gaan schreeuwen en/of
- door te zeggen dat [slachtoffer 1] haar broek moest uit doen en voorover moest buigen, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen van zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] en/of
- het duwen van zijn penis tegen de billen van [slachtoffer 1] ;
dagvaarding II (parketnummer 09/079884-22):
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te Katwijk, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door [slachtoffer 2] vanaf Den Haag tot en met Katwijk te achtervolgen met een bestelbus,
- door zich (vervolgens) voor te doen als een politieagent (in burger), uitgerust met een riem met handboeien en/of pepperspray,
- door tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat hij haar moest fouilleren en/of (vervolgens) op gebiedende wijs te zeggen dat [slachtoffer 2] met haar handen tegen de auto aan moest staan, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het meermalen aanraken van de buik, borsten, billen en/of vagina van [slachtoffer 2] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding I en II ten laste gelegde feiten. Voor zover van belang zal de rechtbank hierna hetgeen de officier van justitie hiertoe heeft aangevoerd nader uiteenzetten en hierop ingaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van de bij dagvaarding I en II ten laste gelegde feiten bepleit. Voor zover van belang zal de rechtbank hierna hetgeen de raadsvrouw hiertoe heeft aangevoerd nader uiteenzetten en hierop ingaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van dagvaarding I: [1]
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 8 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 46-53):
Ik sprak gisteren, 7 februari 2022, af met mijn ex, [naam 1] , in het Leidse Hout. De afspraak was dat hij met zijn neef en een vriend van die neef er al zou zijn. De vriend van zijn neef zou mij ophalen. Degene met wie ik contact had, [naam 1] of iemand die zich voordeed als [naam 1] , schreef dat ik ook opgehaald kon worden vanaf het centraal station
Toen ik aankwam bij het Leidse Hout, stond die vriend van de neef al op mij te wachten. We zijn gaan lopen en lopen. We liepen steeds verder het bos in en ik voelde mij niet op mijn gemak. Ik raakte in paniek. Ik kon geen kant meer op omdat hij mij al vast had. Ik raakte in shock en ik moest huilen. Ik zag ook verder niemand in het bos. Toen zei hij: 'Ga op de grond zitten' en dat deed ik. Er lag een boomstam en daar ben ik op gaan zitten. Toen deed hij zijn broek naar beneden en zei hij: 'ga mij pijpen'. Ik moest hem gaan pijpen zonder dat ik dat wilde. Hij pakte mij bij mijn achterhoofd en zei dat ik het harder moest doen. Ik probeerde hem nog van mij af te duwen. Ik had hem gepijpt en ik vond het gewoon zo vies en ik spuugde het ook telkens uit. Toen zei hij dat als ik zou gaan huilen of om hulp zou roepen, hij een pistool op mijn hoofd zou zetten. Ik moest huilen en ik ging toch schreeuwen. Toen zette hij een pistool op mijn hoofd. Ik ging nog een keer schreeuwen en toen zei hij dat hij een kogel door mijn hoofd ging schieten. Ik was gewoon helemaal geshockeerd. Ik keek om mij heen of er iemand was die mij kon helpen. Hij zei nog dat er een man liep en hij zei: 'als je schreeuwt schiet ik een kogel door je hoofd.' Ik zag een man met een zaklamp op zijn hoofd met twee hondjes. Ik dacht het is nu of nooit. Ik heb toen heel hard om hulp geschreeuwd. Ik was bang dat als ik niet zou gaan schreeuwen, ik er nu niet meer zou zijn geweest. Toen hoorde hij mij eindelijk. Ik zag door de zaklamp op zijn hoofd dat hij in mijn richting keek. De jongen met het pistool is toen weggerend, heel hard, in de richting van het bruggetje in de richting van Oegstgeest. Ik ben toen naar de man met de hondjes gerend. Ik was helemaal in shock. Ik wilde de man uitleggen wat er was gebeurd maar ik kon bijna niet normaal praten. Toen zei de man tegen mij dat ik met hem het bos mee uit kon lopen naar een veilige omgeving. Hij zei dat hij samen met mij naar Leiden Centraal Station zou lopen zodat ik niet alleen zou zijn. We zijn naar het station gelopen en ondertussen heb ik verteld wat er was gebeurd.
V: Hoe stopte dat pijpen? [slachtoffer 1] : Omdat ik wegdraaide, ik ben nog vergeten te vertellen. Dat komt nu weer in mij op. Hij zei dat ik moest opstaan en mij omdraaien en mijn broek uit doen. Ik had mijn broek uitgedaan. Toen ging hij met zijn geslachtsdeel tegen mijn billen aan. Ik voelde zijn geslachtdeel wel tegen mijn billen maar niet er in, dat ging niet ergens in. Na een paar seconden zag ik de man met de zaklamp.
V: Hoe ver uit ging jouw broek? [slachtoffer 1] : Net iets onder mijn bil. V: Wat had jij verder nog aan? [slachtoffer 1] : Ik had mijn broek en ondergoed aan. V: Hoe zat het met je ondergoed?
[slachtoffer 1] : Die had ik ook tegelijk mee omlaag getrokken. V: Waar tegen jouw billen ging hij met zijn geslachtsdeel? [slachtoffer 1] : Ik voelde dat het een beetje in het midden van mij billen was. V: Hoe was jij toen hij met zijn geslachtsdeel bij jouw billen was? [slachtoffer 1] : Ik stond een beetje voorover gebukt. V: Voorover gebukt want? [slachtoffer 1] : Dan kon zijn geslachtsdeel beter bij mij er in. Hij zei dat ik voorover moest buigen. Ik had het gevoel dat hij zijn geslachtsdeel dan makkelijker bij mij naar binnen kon doen bij mij. V: Waar stond hij toen jij voorover was gebukt? [slachtoffer 1] : Vlak achter mij. V: Hoe stopte dit? [slachtoffer 1] : Het stopte toen hij zei: 'daar loopt een man, niet schreeuwen anders schiet ik een kogel door je hoofd.' Ik ben toen toch gaan schreeuwen en hij is weggerend.
V: Vertel eens alles over hoe de man die jij moest pijpen eruit zag. [slachtoffer 1] : Hij had stevige werk of bouwschoenen aan, een beetje hoog maar niet super hoog in donker grijs of zwart. Het waren veterschoenen. Een werkbroek met zijvakjes in de kleur donker grijs of zwart, ik dacht zwart. Een grijs vest met capuchon. De capuchon
had hij op en hij had een legergroen mondkapje op waardoor ik alleen zijn ogen zag.
Hij had een telefoon bij zich.
Hij had een werkbroek aan met van die zijvakjes. Daar haalde hij een pistool uit. Volgens mij was de broek zwart. Hij haalde het pistool uit de rechter zak van zijn
broek. Het was een zak op de zijkant van zijn bovenbeen.
V: Hoe oud was hij? [slachtoffer 1] : Ik denk in de 20. Hij zag er ouder uit dan een tiener. Ik zag iets volwassens aan zijn ogen. V: Wat kun je vertellen over zijn huidskleur? [slachtoffer 1] : Het was een blanke jongen. Ik zag het aan zijn handen en aan het geslachtsdeel. Ook de huid rond zijn ogen. V: Zijn postuur? [slachtoffer 1] : Ik denk dat hij rond de 170 was en een stevig iemand. Ik denk stevig, niet van spieren.
V: Wat kun je verder nog over het pistool vertellen?
[slachtoffer 1] : Het was niet zo groot. Ongeveer net zo groot als een politiepistool. Ik heb die
wel eens in een serie gezien hoe het er uit ziet en daar leek het erg op. Misschien
iets van 20 centimeter.
2. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , opgemaakt op 8 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 110):
V: Wij hebben gelezen dat u gisteravond, 7 februari 2022, uw honden aan het uitlaten was. V: Welke route nam u gisteravond? [getuige] : Het Leidse Hout heeft twee ingangen. Ik woon op [adres 2] . Ik nam de dichtstbijzijnde ingang. Toen hoorde ik een gegil. Toen kwam er in grote vaart iemand naar mij toegerend, later bleek dit [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ). Zij riep: 'Oh meneer, oh meneer. Ik ben blij dat ik u zie. Kunt u mij helpen. Iemand heeft mij bedreigd met een geweer op mijn hoofd'. Ik liep met haar richting de uitgang en stelde haar gerust. Zij was erg in de war. Toen ben ik met haar naar het station in Leiden gegaan. Er was een man die haar had bedreigd, maar wie het was weet zij niet. De persoon die haar bedreigd had, die was -richting de Oegstgeestse kant van het bos gerend. Zij had het eerst over een geweer en het bleek later een handwapen of pistool geweest te zijn. V: Welke indruk maakte het meisje toen zij u aansprak? [getuige] : Zij was echt doodsbang. Zij greep mij bij mijn arm en zij moest echt gearmd met mij door het bos lopen. Zij was heel erg geschrokken van het wapen. Zij riep ook nog: ‘Het had mijn dood kunnen zijn.'
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 60):
Op 7 februari 2022 omstreeks 21.24 uur kregen wij, verbalisant met collega, het verzoek om te gaan naar het Leidse Hout. Omstreeks 21.35 uur kwamen wij op het Centraal Station. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] het volgende verklaarde: om ongeveer 20.45 uur kwam ik aan bij het Leidse Hout en zag een man staan. Ik liep samen met deze man verder het Leidse Hout in.
4. Het geschrift, te weten rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Leiden op 7 februari 2022, gedateerd 17 maart 2022, opgesteld door ing. H.M. van Beerendonk, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 243-245):
Tabel 1. Bemonsteringen van sporenmateriaal.
SIN
Omschrijving bemonstering
AAPQ1300NL#04
Onderbroek slachtoffer [slachtoffer 1] , binnenzijde van de achterzijde ter hoogte van de bilspleet boven
Tabel 3. Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek.
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAPQ1300NL Onderbroek
AAPQ1300NL#04
(binnenzijde thv bilspleet, boven)
- [verdachte] (zie toelichting 4)
- meer dan 1 miljard
5. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt op 23 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 328-330):
Op 23 maart 2022 werd door mij voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in [adres 3] . In de 1e ruimte op de begane grond werd een rugzak aangetroffen. Bij onderzoek in de rugzak werd een (vermoedelijk Airsoft) pistool van het merk Glock aangetroffen. Tevens bevond zich in deze rugzak een set handboeien in een zogenaamde houder. Voorts werd in deze 1e ruimte een oude (politie) wapenstok aangetroffen. In de 2e ruimte op de begane grond werd in een zwarte koffer een (vermoedelijk Airsoft) pistool van het merk Glock aangetroffen.
In de ruimte waar de keuken zich bevond stond een tafel. Wij zagen dat op deze tafel een langwerpige koffer lag. Op deze koffer lag een politiekoppelriem, met daaraan bevestigd een peppersprayhouder met daarin een busje met een onbekende inhoud, alsmede (werk) handschoenen.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 455-458):
Op dinsdag 24 mei 2022 deed ik onderzoek naar de inbeslaggenomen mobiele telefoon van de [verdachte] . Uit het onderzoek bleek het volgende: ik zag dat er op de telefoon van verdachte op 7 februari 2022 om 18.16 uur een notitie is
aangemaakt met een modificatietijd van 19.54 uur met de volgende gegevens:
" [naam 1] [locatie 1]
Rubenslaan zen chick
[username]
Jemoeder123”
- Ik zag dat er op 7 februari 2022 om 21.20 uur een bericht vanaf de telefoon van verdachte werd verstuurd via de chatapplicatie Whatsapp door [accountnaam 1] naar ontvangend [accountnaam 2] met de tekst "Omw". Dit is een social media afkorting voor "On my way”
- Ik zag dat er op 7 februari 2022 om 21.21 uur een bericht op de telefoon van verdachte binnenkwam via de chatapplicatie Whatsapp verstuurd door [accountnaam 2] . Ik zag dat het bericht de tekst "Oké" bevatte.
7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 31 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 469-470):
V: De politie heeft jouw telefoon bekeken en wij zien dat er op 7 februari 2022 om 18.16 uur (modificatie tijd van 19.54 uur) een notitie is aangemaakt met de gegevens:
[naam 1] , [locatie 1] 'Straatnaam' zen chick [username] Jemoeder123.
Wij denken dat met [naam 1] , [naam 1] bedoeld wordt, het adres van [naam 1] is het [locatie 1] .
V: Uit ons onderzoek is gebleken dat [username] het snapaccount van [naam 1] is.
V: De politie weet dat het slachtoffer van de verkrachting, [slachtoffer 1] , woont op de straat die jij als notitie hebt opgeslagen, we noemen de straat nu niet omdat [slachtoffer 1] domicilie heeft gekozen en de politie denkt dat jij met 'zen chick' [naam 1] zijn chick, dus [slachtoffer 1] bedoeld wordt.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 459-460):
Het telefoonnummer staat op naam van [naam 2] de moeder van [verdachte] die verklaarde dat het [telefoonnummer] zijn telefoonnummer is. Door de officier van justitie werden de historische verkeersgegevens gevorderd van het telefoonnummer. Ik heb de gevorderde gegevens onderzocht en onder andere vergeleken met de verkrachting van 7 februari 2022 en zag het volgende:
Gebruikte basisstations (zendmasten) 7 februari 2022. Het telefoonnummer maakte om 20:04 uur gebruik van het basisstation met Cell ID 15494967 (KPN). Dit basisstation staat aan de [locatie 2] . Het basisstation staat onder ander in de richting van het bedrijf van [verdachte] gevestigd aan [adres 3] . Om 20:28 uur maakte het telefoonnummer gebruik van het basisstation met Cell ID 8671007 (KPN). Dit basisstation staat aan de [locatie 3] . De plaats delict in het Leidse Hout ligt binnen het dekkingsgebied van het basisstation. Om 20:30 uur maakte het telefoonnummer gebruik van het basisstation met Cell ID 8671007 (KPN). Dit basisstation staat aan de [locatie 3] . De plaats delict in het Leidse Hout ligt binnen het dekkingsgebied van het basisstation. [slachtoffer 1] verklaarde dat de jongen die haar verkrachtte, nadat zij om hulp had geschreeuwd, hard was weggerend richting Oegstgeest. Om 21:08 en 21:11 uur maakte het telefoonnummer gebruik van het basisstation met Cell ID 14402848 (KPN). Dit basisstation staat aan de [locatie 4] .
Ten aanzien van dagvaarding II: [2]
9. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 16 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 1-6):
Ik was gisterenavond, 15 maart 2022, aan het werk bij [instelling 2] . Ik ben denk ik rond 23.20 uur weggereden vanuit de parkeergarage. Ik reed vanuit de parkeergarage naar de Lijnbaan. Ik reed in een donkerblauwe Ford Ka. Ik reed rechtsaf de Noord West Buitensingel op in de richting van de Waldeck Pyrmontkade. Bij de verkeerslichten van de Waldeck Pyrmontkade bij de Veenkade stond ik rechts te wachten voor het verkeerslicht. Naast mij stond toen een busje. In het stukje vanaf de Waldeck Pyrmontkade naar de Laan van Meerdervoort reed dat busje voor mij afwisselend hard en langzaam. Op het moment dat hij veel langzamer ging rijden heb ik hem nog wel in dat stukje ingehaald. Hij ging toen
harder rijden en haalde mij weer in. Hij reed op de Laan van Meerdervoort ook afwisselend harder en langzamer. Ik vond dat heel irritant. We gingen in de richting van de A44. Nog voor de Amerikaanse ambassade had ik gas gegeven en kwam hij achter mij te rijden. We zijn zo eigenlijk een heel stuk doorgereden. Hij reed steeds met een andere snelheid, dus hij volgde. Er reden meerdere auto's en hij bleef wel achter mij rijden, ook als ik andere auto's inhaalde. Hij ging ook richting Katwijk. Op dat stuk kwam hij weer dichter achter mij rijden, toen ik die bocht daar nam. Ik ging bij de afslag naar rechts richting Katwijk. De straat waar ik woon is een
eenrichtingsweg. Vanaf [adres 4] reed ik achteruit [adres 5] in. Ik parkeerde mijn auto aan de linkerzijde van de weg. Het was
inmiddels 23.45 uur. Met het inparkeren zag ik dat het bestelbusje dat mij gevolgd was ineens van rechts passeerde. Het was hetzelfde bestelbusje want ik herkende dat aan de gele sticker met zwarte letters met Werkverkeer erop. Ik was ingeparkeerd en ik was mijn spullen aan het verzamelen in de auto. Ik zag toen iemand aan komen lopen vanaf [adres 4] . Ik zag dat het een man was en hij handboeien om had. Ik zag dat omdat zijn vest achter de handboeien zat. Ik dacht toen dat het de politie was. De man zei tegen mij dat hij al vanaf Den Haag achter mij gereden had en dat ik 49 kilometer per uur te hard gereden had. Dat hij dat gemeten had op een teller in zijn auto. Ik vond het wel een beetje een vreemde man want hij stond een beetje te shaken. De man: 1.75- 1.80; licht getinte huidskleur, ik denk Marokkaans; rond de 30 jaar oud; gezet postuur; kort zwart krullend haar. Hij had wat bolle wangen, een ronde neus en ook zag ik dat hij een buikje had. Geen gezichtsbeharing of bril. Hij sprak accentloos Nederlands en hij zei dat hij van politie Haaglanden was en onderweg was naar bureau Katwijk en dat hij in burger was en daarom alleen was. Hij droeg een donker T-shirt met witte grote letters op de borst, onbekend wat de tekst is. Hij droeg een donker vest met een capuchon en een
ritssluiting maar het vest was open en met redelijk grote zakken erop. Dat zie je als hij het vest dicht zou doen. Donkerblauwe spijkerbroek. Hij droeg grove zwarte werkschoenen met veters. Hij doeg een riem met aan de linkerkant handboeien. O: We halen een uniform-collega erbij om de aangeefster te laten zien hoe een riem en de handboeien en de houder van de pepperspray eruit zien. A: De handboeien lijken er erg op, maar voor mijn gevoel waren ze dunner. De houder van de pepperspray had dezelfde strepen maar er stond geen politie op. Ik vond dat de man ook een beetje boos keek toen hij aan kwam lopen. Daarom wilde ik in eerste instantie de deur niet opendoen. Omdat hij bleef staat opende ik mijn portier en toen zei hij dus dat hij gemeten had dat ik te hard gereden had en vroeg hij mij om mijn rij- en kentekenbewijs. Ik haalde een mapje uit mijn dashboardkastje. Hij wilde het kentekenbewijs eruit halen maar dat lukte hem niet omdat hij zo stond te trillen. Hij zei ook dat hij hoog in zijn adrenaline zat door de achtervolging van mij. Het kentekenbewijs was volgens hem niet goed. Uit mijn tas heb ik mijn portemonnee gehaald omdat daar mijn rijbewijs in zat. Die gaf ik aan hem en hij keek daar een tijd naar. Ik moest mijn bril afzetten omdat ik op mijn rijbewijsfoto zonder bril stond. Ik zat nog steeds in de auto. Vervolgens vroeg hij of ik gevaarlijke voorwerpen in mijn auto had. Ik zei toen dat ik alleen een vork van mijn avondeten in de auto had. Ik vroeg wat dan gevaarlijke voorwerpen waren. Hij zei een mes of pepperspray want dames hebben tegenwoordig vaak pepperspray bij zich. Hij zei dat hij even in de auto wilde kijken. Ik pakte mijn zwarte tas, de linnen tas en mijn jas en ben uit de auto gestapt. Toen begon hij weer over het feit dat ik 49 km/pu te hard had gereden en dat als ik 50 km/pu had gereden hij mijn rijbewijs mocht innemen. Maar dat was nu dus niet het geval. Toen keek hij weer naar mijn rijbewijs en toen zei hij dat ik 3 à 4 jaar mijn rijbewijs had en dat hij bij 30 km/pu te hard rijden hij mijn rijbewijs al had in mogen nemen. Hij stond de hele tijd maar naar mijn rijbewijs te kijken. Hij zei dat hij zijn supervisor ging bellen. Ik vroeg waarom dat was toen zei hij dat hij het even moest overleggen of hij mijn rijbewijs ging innemen of niet. Hij bleef echter naar het rijbewijs kijken en zei toen dat hij het hierbij ging laten. Hij had ook niet gebeld ofzo. Omdat hij al eerder gevraagd had waar ik werkte zei hij omdat ik in de verpleging werkte dat mensen zoals ik hard nodig waren en dat hij het dus hierbij ging laten. Ik zou wel een boete krijgen. Toen ging hij in mijn auto kijken. Mijn portier stond nog steeds open en met zijn bovenlichaam ging hij de auto in en ik zag hem rondkijken. Hij heeft verder niets aangeraakt of opengemaakt. Toen vroeg hij of hij in de kofferbak mocht kijken. Ik opende deze voor hem en toen hij erin gekeken had zei hij dat het verder oké was. Toen heeft hij nog in mijn beide tassen gekeken. Ik hield de tassen geopend voor hem. Hij heeft ze niet gepakt ofzo. Toen zei hij dat hij mij ook nog moest fouilleren. Ik vroeg of dat er echt bij hoorde ik zei iets van: "Moet dat echt?" Hij zei dat het erbij hoorde. Ik moest met mijn handen tegen de auto gaan staan. Mijn tassen had ik op de grond gezet. Ik stond aan de bestuurderskant van de auto op de stoep. Hij begon toen bij mijn schouders hij raakte die aan en ging met een aftastende beweging over mijn armen naar mijn handen. Toen ging hij via mijn rug met zijn handen naar de zijkant van mijn lijf. En ook daar maakte hij aftastende bewegingen. Hij ging met zijn beide handen over mijn buik en vervolgens omhoog tot onder mijn bh. Toen ging hij met zijn handen over mijn billen en vervolgens mijn benen. Hij deed mijn benen met twee handen tegelijk. Hij betastte mijn benen aan de buitenkant en aan de binnenkant en ik voelde dat de buitenkant van zijn wijsvinger en een stukje van zijn duim mijn schaamlippen aanraakte. Dit betasten aan mijn lijf deed hij twee keer. Alles over mijn kleding heen. V: Hoe ging dat betasten bij je bh precies? [slachtoffer 2] : Ik voelde zijn handen aan de zijkant van mijn borsten en toen ging hij met zijn handen onder mijn borsten door naar het midden. Toen vroeg ik aan hem of ik zijn legitimatie mocht zien. Hij zei dat dat kon maar dat die in de bus lag en dat ik dan even mee moest lopen naar de bus. Toen liet hij mij zijn legitimatie zien. Hij haalde het uit een zwart mapje wat je openklapt. Ik zag dat het een donkerblauw pasje was. Er zaten streeppatroontjes op. Die streepjes waren geel en er stonden hele kleine zwarte lettertjes op.
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 41-43):
Bevindingen zoektermen op internet. Bij het onderzoek aan de mobiele telefoon, een iPhone ( [nummer] ) van verdachte zag ik dat de gebruiker heeft gezocht naar politiegerelateerde zaken. Ik zag dat de gebruiker op 13 maart 2022 vanaf 21:05 onder andere zocht naar 'c2000 mobilofoon’ en 'meeluisteren met de politie’. Ik zag dat de gebruiker van de telefoon op 16 maart 2022 vanaf 10:41 zocht naar ‘adidas politie schoenen’ Ik zag dat de gebruiker op 15 maart 2022 vanaf 23:03 zocht naar ‘pasjes printer’ en 'hoe ziet een politie legitimatie eruit’. Op 2 maart 2022 vanaf 19:43 zoekt de gebruiker onder andere naar 'cautie', ‘cautie bij aanhouding’ en 'handboei sleutelhouder’.
11. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 31 mei 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 57-70):
[ [pagina 58] V: [naam 3] verklaarde op 24 maart 2022 bij de politie dat jij ook rijdt in het werkbusje van je broer [naam 4] , dat is volgens hem een grijze Ford Transit Connect. [verdachte] : Dat klopt, die gebruik ik ook wel eens.
[ [pagina 62] V: Hoe wist je dat zij thuis was? [verdachte] : Dat zei ze. V: Die vrouw woont op [adres 5] in Katwijk. [verdachte] : Zoals ik net al zei ben ik die vrouw achterna gereden.
[ [pagina 64] V: [slachtoffer 2] verklaarde bij de politie: 'Het was inmiddels 23.45 uur. Met het inparkeren zag ik dat het bestelbusje dat mij gevolgd was ineens van rechts passeerde. Later bleek dat het bestelbusje geparkeerd stond op de hoek van [adres 4] met [locatie 5] . Het was hetzelfde bestelbusje want ik herkende dat aan de gele sticker met zwarte letters met Werkverkeer erop. [slachtoffer 2] zegt dus dat de bestelbus mee reed tot de straat waar ze woonde en daar ging parkeren. Wat kun jij daarover zeggen [verdachte] ? [verdachte] : Dat heb ik ook tegen jullie gezegd ja.
[ [pagina 65] V: Maar die mevrouw zegt dat je handboeien bij je had? [verdachte] : Ja dat klopt. V: Wat heb je verder nog aan je koppel hangen? [verdachte] : Handboeien, een blauw busje met water wat oefenpepperspray is, zaklamp, handschoenen, dat holster, een lederman.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Algemene overweging zedenzaken (juridisch kader)
De rechtbank stelt bij haar beoordeling – ten aanzien van beide aan de verdachte ten laste gelegde feiten - het volgende juridisch kader voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging dienen te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van de aangeefster en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Daarnaast geldt dat een voor het bewijs gebruikte verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Ten aanzien van dagvaarding I
De rechtbank is met betrekking tot het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank wijst hiertoe op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, te weten de gedetailleerde aangifte van slachtoffer [slachtoffer 1] die de rechtbank betrouwbaar acht gelet op de verklaring van [getuige] die haar kort na het gebeurde in ontredderde toestand aantrof, alsmede het NFI-rapport inhoudende een DNA-match tussen het DNA dat is aangetroffen in de onderbroek ter hoogte van de bilspleet van het slachtoffer en het DNA van de verdachte. Een hele specifieke plek, die naadloos overeenkomt met de plek die door het slachtoffer is omschreven als de plek die door de dader is aangeraakt met zijn geslachtsdeel. Alhoewel de rechtbank van oordeel is dat dit alles op zichzelf al voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert, ziet de rechtbank voorts steun in de telefoon(mast)gegevens met betrekking tot de telefoon van de verdachte die wijzen op verdachtes aanwezigheid op de plaats delict, en zijn relatie tot het slachtoffer blijkend uit de (kort voor het gebeurde aangemaakte) notitie die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen met daarin het adres (althans de straatnaam) van het slachtoffer. De rechtbank gaat hiermee voorbij aan de verklaring van de verdachte – kort gezegd – inhoudende dat hij niet degene is geweest die in de avond van 7 februari 2022 het slachtoffer heeft verkracht, alsmede aan de door de raadsvrouw overgelegde stukken voor zover familieleden en de vriendin van de verdachte daarin (hebben bedoeld te) schrijven dat de verdachte ten tijde van het gebeurde niet in park Leidse Hout kan zijn geweest (maar bij zijn vriendin was), nu deze verklaring en de inhoud van de genoemde stukken in voldoende mate worden weerlegd door de genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank wijst voor de weerlegging met name op het tijdstip van het gebeurde (tussen 20.45 uur en 21.08 uur) blijkend uit het hiervoor bij de bewijsmiddelen genoemde proces-verbaal van bevindingen en de telefoon(mast)gegevens. Voorts wijst de rechtbank op het hiervoor opgenomen WhatsApp-bericht dat de verdachte om 21.20 uur naar zijn vriendin stuurde (dat hij eraan kwam) waaruit blijkt dat hij op dat moment niet bij haar was (en dat zij om 21.21 uur beantwoordde met ‘oké’).
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen’ van oordeel dat dit onderdeel niet kan worden bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. In het dossier zijn aanwijzingen aanwezig dat de verdachte (in enige mate) heeft samengewerkt met een ander of anderen om [slachtoffer 1] in de avond van 7 februari 2022 naar het Leidse Hout te lokken. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij berichten kreeg van haar ex-vriend [naam 1] die met haar wilde afspreken in Leidse Hout. Later heeft zij verklaard dat zij twijfelt of deze berichten wel door [naam 1] zijn verstuurd. Of [naam 1] deze berichten heeft verstuurd en of hij daarmee de bedoeling had om [slachtoffer 1] ‘erin te luizen’, laat staan om [slachtoffer 1] te laten verkrachten al dan niet om een schuld die [naam 1] bij de verdachte zou hebben gehad in te lossen, staat echter op basis van het dossier onvoldoende vast. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit onderdeel vrijspreken.
Ten aanzien van dagvaarding II
De rechtbank is met betrekking tot het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank wijst hiertoe op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, allereerst op de verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudende dat zij (op de in haar verklaring genoemde wijze) is aangerand door een man die zich uitgaf voor een politieagent. Deze verklaring wordt (deels) ondersteund door de verklaring van de verdachte zoals hiervoor opgenomen waaruit blijkt dat de verdachte die avond contact heeft gehad met [slachtoffer 2] en (in zijn contact met [slachtoffer 2] ) een koppelriem droeg met daaraan handboeien, een busje (lijkend op) pepperspray en een holster. De rechtbank ziet ook steun in de door de verdachte gebruikte zoektermen op internet voorafgaand aan het gebeurde, die wijzen op het voornemen van de verdachte om zich als politieagent voor te doen, waarbij het opvalt dat de verdachte zeer kort voor het gebeurde nog opzocht hoe een politielegitimatiebewijs eruit ziet. De rechtbank gaat voorbij aan de verklaring van de verdachte dat hij alleen contact heeft gehad met [slachtoffer 2] en achter haar aangereden is omdat hij met de bus waarin hij reed tegen haar auto was gereden en hij daartoe geld heeft overgemaakt naar haar bankrekening. Voor deze verklaring is immers geen enkele ondersteuning gevonden in het opsporingsonderzoek.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
dagvaarding I (parketnummer 09/070061-22):hij op 7 februari 2022 te Leiden, [slachtoffer 1] door geweld en bedreiging met geweld, te weten
- door [slachtoffer 1] vast te pakken en op dwingende toon tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat zij op de grond moest gaan zitten en zij moest pijpen,
- door het hoofd van [slachtoffer 1] vast te pakken en te zeggen dat het harder moest,
- door een pistool tegen het hoofd van [slachtoffer 1] te zetten en te dreigen een kogel door haar kop te schieten als ze zou gaan schreeuwen en
- door te zeggen dat [slachtoffer 1] haar broek moest uit doen en voorover moest buigen, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen van zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] en
- het duwen van zijn penis tegen de billen van [slachtoffer 1] ;
dagvaarding II (parketnummer 09/079884-22):
hij op 15 maart 2022 te Katwijk, door een andere feitelijkheid, te weten
- door [slachtoffer 2] vanaf Den Haag tot en met Katwijk te achtervolgen met een bestelbus,
- door zich vervolgens voor te doen als een politieagent in burger, uitgerust met een riem met handboeien en pepperspray,
- door tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat hij haar moest fouilleren en vervolgens op gebiedende wijs te zeggen dat [slachtoffer 2] met haar handen tegen de auto aan moest staan, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het meermalen aanraken van de buik, borsten, billen en vagina van [slachtoffer 2] .

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht) aan de verdachte op te leggen voor de duur van 5 jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. Voor zover van belang zal de rechtbank hierna nader ingaan op hetgeen de raadsvrouw hiertoe heeft aangevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een 17-jarig meisje ’s avonds in een donker park. Het slachtoffer dacht haar ex-vriend te ontmoeten, maar trof in plaats daarvan de verdachte aan die haar vastpakte bij haar hoofd en onder bedreiging met een pistool verkrachtte door haar te dwingen hem te pijpen. De verdachte heeft hierdoor een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer.
De verdachte heeft zich voorts, een maand later, schuldig gemaakt aan het aanranden van een volwassen vrouw. De verdachte volgde het slachtoffer ’s avonds laat vanaf haar werk in Den Haag naar haar woning in Katwijk, en deed zich in de buurt van haar woning voor als een politieagent die het slachtoffer wilde fouilleren om zodoende het slachtoffer vervolgens aan te randen.
Beide keren heeft de verdachte op geraffineerde wijze en handelend volgens een vooropgezet plan het slachtoffer in een kwetsbare positie gebracht waarin hij bepaalde wat er gebeurde, te weten het bevredigen van zijn seksuele lustgevoelens.
De gevolgen die het handelen van de verdachte hebben gehad en nog steeds hebben, blijken uit de verklaringen van de slachtoffers. De moeder van het 17-jarige slachtoffer heeft ter terechtzitting beschreven hoe haar dochter nog steeds worstelt met wat haar is overkomen en probeert om dit een plaats te geven.
De rechtbank rekent de verdachte dit alles zeer aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 november 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van misdrijven, maar niet voor ernstige gewelds- of zedenmisdrijven.
De rechtbank heeft kennis genomen van de in september 2022 verschenen Pro-Justitiarapportages van de psycholoog en de psychiater. Beide gedragsdeskundigen komen tot de conclusie dat er geen psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling kan worden vastgesteld bij de verdachte. Voor wat betreft zijn persoonlijkheid zijn er wel aanwijzingen gevonden voor cluster B persoonlijkheidstrekken in de vorm van een neiging tot normoverschrijdend gedrag en een expansief zelfbewustzijn met zelfoverschatting. Ook zijn er aanwijzingen voor narcistische en dominante trekken. Voornoemde trekken zijn echter niet zodanig naar voren gekomen dat kan worden gesproken van een persoonlijkheidsstoornis. Evenmin zijn er indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Geadviseerd wordt (ingeval van bewezenverklaring) het ten laste gelegde volledig aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 11 november 2022. De reclassering kan de kans op recidive niet inschatten omdat de verdachte ontkent. De reclassering adviseert (ingeval van bewezenverklaring), alhoewel er geen (psychiatrische) problematiek is vastgesteld bij de verdachte, toch reclasseringstoezicht, ambulante behandeling en een contactverbod op te leggen in de vorm van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een deels voorwaardelijke straf, gelet op de ernst van de feiten, een en ander voor zover de strafmaat hiertoe (wettelijk) ruimte biedt.
Gelet op wat hiervoor is overwogen over de aard en ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden (aanzienlijke) duur met zich brengt. De rechtbank acht in beginsel de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden, maar zal de duur hiervan enigszins verkorten gelet op de partiële vrijspraak van dagvaarding I (medeplegen). De rechtbank ziet geen reden om het door de officier van justitie gevorderde contactverbod op te leggen. Daarbij weegt mee dat zich in het afgelopen jaar tijdens de voorlopige hechtenis van de verdachte geen situatie heeft voorgedaan die hiertoe aanleiding zou hebben kunnen geven.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

1. [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
2. [slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.030,92, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 30,92 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun respectieve vorderingen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de vorderingen af te wijzen wegens het ontbreken van een onderbouwing van het gestelde psychische letsel. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de bedragen, ingeval van toewijzing, te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding I bewezen verklaarde feit. De aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij – mede gelet op de jonge leeftijd van de benadeelde partij ten tijde van het bewezen verklaarde – zijn in dit concrete geval zo evident, dat geestelijk letsel bij de benadeelde partij kan worden aangenomen (vgl. ECLI:NL:HR:2019:793 r.o. 2.4.5). Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van
€ 10.000,00. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 10.000,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 7 februari 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 februari 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post kosten medische informatie is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding II bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag van € 30,92.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bij dagvaarding II bewezenverklaarde feit. De aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zijn in dit concrete geval zo evident, dat geestelijk letsel bij de benadeelde partij kan worden aangenomen (vgl. ECLI:NL:HR:2019:793 r.o. 2.4.5). Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van
€ 1.000,00.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.030,92, bestaande uit € 30,92 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 maart 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding II bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.030,92, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 maart 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 2, 3, 4, 8 en 9 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, en dat de onder 5, 6, 7 en 10 genoemde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft teruggave bepleit van de onder verdachte in beslag genomen goederen, in het bijzonder de airsoftwapens en de telefoons.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2, 3, 4, 8 en 9 genoemde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de bij dagvaarding I en II bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 5, 6, 7 en 10 genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen de bij dagvaarding I en II bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I en II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
verkrachting;
ten aanzien van dagvaarding II:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] deels toe tot een bedrag van € 10.000,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 februari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 1] ;
wijst de vordering voor het overig af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 februari 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 85 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe, een bedrag van € 1.030,92 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 maart 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.030,92 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 maart 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2, 3, 4, 8 en 9 genoemde voorwerpen, te weten:
- (2) telefoontoestel iPhone, kleur rood;
- (3) telefoontoestel iPhone, kleur blauw;
- (4) sjaal morf in legerprint;
- (8) portemonnee/mapjeshouder;
- (9) pepperspray;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 5, 6, 7 en 10 genoemde voorwerpen, te weten:
- (5) vuurwapen;
- (6) vuurwapen/airsoftwapen met holster;
- (7) luchtdrukwapen;
- (10) mes.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.X. Cozijn, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. B. Sahebali, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 februari 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022038186, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 576).
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022075748, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 93).