ECLI:NL:RBDHA:2023:16662
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Algerijnse eiser beoordeeld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De rechtbank verwijst naar de gezamenlijke regelgeving van de Europese Unie omtrent asielaanvragen en de Dublinverordening, die stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Duitsland, dat dit verzoek heeft aanvaard.
De rechtbank verwerpt de stelling van de eiser dat er geen juridische grondslag bestaat voor zijn overdracht aan Duitsland. De staatssecretaris heeft op 27 juli 2023 aan Duitsland verzocht om de eiser terug te nemen, en Duitsland heeft dit verzoek op 31 juli 2023 bevestigd. De rechtbank stelt vast dat de eerdere asielaanvragen van de eiser in Slovenië en Griekenland niet in de weg staan van de verantwoordelijkheid van Duitsland. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigt het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag buiten behandeling te stellen, zonder dat de eiser recht heeft op vergoeding van proceskosten.