ECLI:NL:RBDHA:2023:16656
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel en procesbelang
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 november 2023, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse vreemdeling, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 23 augustus 2023 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep samen met een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 31 oktober 2023, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank onderzoekt of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. De staatssecretaris heeft aangegeven dat eiser op 13 juli 2023 de opvang zelfstandig heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank stelt vast dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling zonder kennisgeving van verblijf vertrekt, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij zocht. De gemachtigde van eiser betoogde dat er wel procesbelang was op basis van de artikelen 29 en 30 van de Dublinverordening, maar de rechtbank oordeelt dat dit betoog niet slaagt. Er is geen contact meer tussen eiser en zijn gemachtigde, wat erop wijst dat eiser geen behoefte meer heeft aan bescherming.
De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.