In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vergunning voor het tijdelijk openstellen van de vuurtoren in Ouddorp, verleend door het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. De eisers, waaronder prof. dr. [eiser] en anderen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 25 mei 2021, waarbij de vergunning werd verleend. De rechtbank heeft eerder op 6 juni 2023 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat de vergunning onduidelijk was omdat er geen beperking was opgenomen voor de openstelling van de vuurtoren. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het besluit te herstellen.
In reactie op de tussenuitspraak heeft verweerder op 3 juli 2023 een herstelbesluit genomen, waarin nieuwe voorschriften zijn toegevoegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de openingsperiode, -dagen en tijden van de vuurtoren voldoende duidelijk zijn vastgelegd in het herstelbesluit. De eisers hebben echter verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, aangezien het beroep meer dan twee jaar na indiening is behandeld.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het geen beperking van de openstelling bevatte, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte in stand gelaten. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van € 500,- schadevergoeding aan de eisers, en moet het betaalde griffierecht van € 181,- worden vergoed. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.