Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De kern van de zaak
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
‘een vordering die voortvloeit uit een in kracht van gewijsde veroordeling tot betaling van schadevergoeding die is vastgesteld door de burgerlijke rechter nadat de strafrechter die over het misdrijf of de overtreding heeft geoordeeld, heeft vastgesteld dat de vordering tot betaling van schadevergoeding of een deel daarvan slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht’.
“al die vorderingen die voortvloeien uit een strafrechtelijke veroordeling tot betaling van (…) een schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer”(MvT, Kamerstukken II 2004/05, 29 942, nr. 3). Het Gerechtshof Amsterdam heeft in zijn arrest van 22 juni 2021 op basis van de wettekst en de memorie van toelichting bij artikel 358 lid 4 Fw overwogen dat het erom gaat vorderingen tot schadevergoeding voortvloeiend uit een strafrechtelijke veroordeling categorisch van de werking van de schone lei uit te zonderen. Het beslissende criterium is of de door de burgerlijke rechter toegewezen vordering is gebaseerd op dezelfde feiten als die ten grondslag liggen aan de strafrechtelijke veroordeling (Gerechtshof Amsterdam 22 juni 2021 ECLI:NL:GHAMS:2021:1851, r.o. 3.9). De rechtbank sluit zich bij deze uitleg aan.