Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
niet is tekortgeschoten in de nakoming van één of meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Daarom zal aan schuldenaar de schone lei worden toegekend.’In het dictum van het vonnis van 8 januari 2019 (onder 3.3) heeft de rechtbank verstaan dat
‘door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn.’
‘niet rechtens opeisbaar is’en een bevel tot opheffing van het in verband met die vordering gelegde loonbeslag. Bij het bestreden vonnis zijn beide vorderingen van [appellant] afgewezen op grond van, verkort weergegeven, het bepaalde in artikel 358, vierde lid, Fw.
‘wordt gelijkgesteld een vordering die voortvloeit uit een in kracht van gewijsde gegane veroordeling tot betaling van schadevergoeding die is vastgesteld door de burgerlijke rechter nadat de strafrechter die over het misdrijf of de overtreding heeft geoordeeld, heeft vastgesteld dat de vordering tot betaling van schadevergoeding of een deel daarvan slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.’Met het bepaalde in artikel 358, vierde lid, Fw, voor zover in deze zaak van belang, heeft de wetgever buiten de ‘schone lei’ willen houden
‘al die vorderingen die voortvloeien uit een strafrechtelijke veroordeling tot betaling van (…) een schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer’(MvT, Kamerstukken II 2004/05, 29 942, nr. 3). Het gaat er dus om vorderingen tot schadevergoeding voortvloeiend uit een strafrechtelijke veroordeling voor een bepaald feit, categorisch uit te zonderen van de werking van de ‘schone lei’. Andere schadevergoeding
‘met een vergelijkbare ernstige achtergrond’is om redenen van rechtszekerheid niet uitgezonderd van de ‘schone lei’: de hiervoor bedoelde uitzondering betreft uitsluitend
‘vermogenssancties (…) die rechtstreeks voortvloeien uit een strafrechtelijke veroordeling’(ibidem).
‘vergelijkbaar ernstige’, feiten dan waarvoor [appellant] door de strafrechter is veroordeeld, maar dit geval doet zich niet voor: het gaat om dezelfde, onder 3.2 beschreven, (ernstige) strafbare feiten.