ECLI:NL:RBDHA:2023:16577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.30373
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling in het kader van terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 10 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, heeft beroep aangetekend tegen de maatregel van bewaring die hem is opgelegd op 22 september 2023. De rechtbank behandelt de vraag of deze maatregel rechtmatig is en of eiser recht heeft op schadevergoeding.

De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser betoogt dat de maatregel niet direct en aansluitend is opgelegd aan de vorige maatregel, maar de rechtbank stelt vast dat de opheffing van de vorige maatregel en de oplegging van de huidige maatregel binnen enkele minuten plaatsvonden, wat niet onrechtmatig is. Eiser stelt ook dat het terugkeerbesluit niet voldoet aan de vereisten, maar de rechtbank oordeelt dat het land van terugkeer, Marokko, voldoende duidelijk is afgeleid uit het besluit.

Daarnaast wordt ingegaan op de vraag of eiser voldoende is gehoord tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling. De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn persoonlijke belangen naar voren te brengen. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring heeft kunnen opleggen op basis van de geconstateerde feiten en omstandigheden, waaronder het niet naleven van de Vreemdelingenwetgeving door eiser.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van de maatregel van bewaring in het kader van het verkrijgen van gegevens voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30373

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 22 september 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, via een beeldverbinding, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiser in bewaring mocht stellen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. De maatregel van bewaring is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de staatssecretaris de huidige maatregel aaneengesloten opgelegd aan de vorige maatregel?
4. Eiser voert aan dat de onderhavige maatregel niet direct en aansluitend is opgelegd aan de vorige maatregel. Eiser betoogt dat uit het tijdstip van oplegging van de onderhavige maatregel en de digitale handtekening van de opheffing blijkt dat er sprake is van een onderbreking. Eiser stelt dat hij gedurende die periode zonder wettelijke grondslag in bewaring zat. Dit maakt de maatregel onrechtmatig.
4.1.
De rechtbank overweegt dat uit de opheffing van de vorige maatregel volgt dat deze is ondertekend op 22 september 2023 om 11:29 uur. De huidige maatregel van bewaring is opgelegd op 22 september 2023 om 11:35 uur en ondertekend om 11:27 uur.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In de opheffing van de vorige maatregel is vermeld dat de maatregel is opgeheven in verband met een nieuwe maatregel, die direct en aaneensluitend is opgelegd. Ook is eiser niet uit de macht van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) geweest. De rechtbank concludeert hieruit dat eiser niet zonder een wettelijke grondslag in bewaring verbleef. Dat het exacte moment van de ondertekening van de opheffing enkele minuten na het ondertekenen van de onderhavige maatregel ligt, doet hier niet aan af. De staatssecretaris mag enige tijd gegund worden om administratieve handelingen te verrichten.
Ligt er nog een geldig terugkeerbesluit aan de bewaring ten grondslag?
5. Eiser voert aan dat het terugkeerbesluit niet ten grondslag kan worden gelegd aan de huidige maatregel. Eiser betoogt dat het terugkeerbesluit niet voldoet aan de vereisten waaraan een terugkeerbesluit dient te voldoen. Zo heeft de staatssecretaris nagelaten om het land van terugkeer te vermelden in het besluit. Aangezien het terugkeerbesluit onrechtmatig is, is de bewaring ook onrechtmatig.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 5 juni 2023 over het terugkeerbesluit van 27 augustus 2014 is geoordeeld. [1] De rechtbank heeft toen geoordeeld dat in het terugkeerbesluit weliswaar geen land van terugkeer is genoemd, maar het land van terugkeer kan wel ondubbelzinnig uit de motivering worden afgeleid. In het terugkeerbesluit staat namelijk dat het geboorteland van eiser Marokko is en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Verder wordt hem daarin de verplichting opgelegd terug te keren naar zijn land van herkomst of naar een ander land buiten de Europese Unie waar zijn toelating gewaarborgd is. Uit deze combinatie blijkt voldoende duidelijk dat de staatssecretaris eiser heeft verplicht terug te keren naar Marokko. [2] Er is daarom sprake van een terugkeerbesluit, dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen om iemand in bewaring te kunnen stellen. De rechtbank ziet geen aanleiding daar nu anders over te oordelen.
Heeft de staatssecretaris eiser voldoende gehoord?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling niet door te vragen over zijn persoonlijke belangen. Eiser doelt daarbij vooral op zijn geaardheid.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat tijdens het gehoor is gevraagd om persoonlijke belangen, bijzondere feiten of omstandigheden aan te voeren. Uit het proces-verbaal van gehoor blijkt ook dat eiser zijn geaardheid heeft benoemd. En dat hem voldoende gelegenheid is geboden om daarover aan te voeren wat hij daarover aan wilde voeren. Dat de staatssecretaris hierin geen reden heeft gezien om een lichter middel op te leggen, doet daaraan niet af.
Kunnen de gronden de maatregel van bewaring dragen?
7. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
7.1.
Wat eiser heeft aangevoerd geeft geen aanleiding de gronden van de maatregel van bewaring onvoldoende te achten. De reden hiervoor is dat de zware grond 3b feitelijk juist is. Zoals de staatssecretaris terecht aan deze grond ten grondslag heeft gelegd, heeft eiser zich nooit gemeld bij de bevoegde autoriteiten. Dit is voor personen zonder rechtmatig verblijf in Nederland een verplichting op grond van artikel 4.39 van het Vb 2000. Ook de zware grond 3c is feitelijk juist en kon de staatssecretaris tegenwerpen. Aan eiser is namelijk een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd op 27 augustus 2014. Hier heeft eiser geen gehoor aangegeven. Voor deze gronden is voldoende dat zij feitelijk juist zijn. [3] De gronden 3b en 3c kunnen de maatregel van bewaring zelfstandig dragen. Wat eiser tegen de overige gronden heeft aangevoerd kan daaraan niet afdoen en behoeft daarom geen bespreking.
Mag de bewaring ten uitvoer worden gelegd in het detentiecentrum Rotterdam?
8. Eiser betoogt dat het regime in het detentiecentrum in Rotterdam te strikt is en daarom in strijd is met artikel 16 van de Terugkeerrichtlijn. [4] Vanwege de geaardheid van eiser wordt hij bedreigd. Daarnaast worden vreemdelingen gezien als verdachten in het detentiecentrum. Gezien het strikte regime in het detentiecentrum kan niet langer meer worden gesteld dat er sprake is van een ‘speciale inrichting’ als bedoeld in artikel 16 van de Terugkeerrichtlijn en mag de bewaring niet in het detentiecentrum in Rotterdam ten uitvoer worden gelegd.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat het detentiecentrum Rotterdam als een speciale inrichting voor bewaring als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn kan worden aangemerkt. [5] De feitelijke toepassing van het regime in het detentiecentrum in Rotterdam ligt daarom in deze procedure niet ter toetsing aan de rechtbank voor en kan dus niet leiden tot het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Daarvoor staat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling een andere rechtsgang voor open. [6]
Had de staatssecretaris een lichter middel moeten opleggen?
9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris een lichter middel had moeten opleggen. Eiser stelt dat hij in een asielzoekerscentrum (AZC) zijn lopende asielprocedure kan afwachten. Hierbij had de staatssecretaris mee moeten wegen dat het detentiecentrum een strikt regime is. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn geaardheid onvoldoende heeft meegewogen.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich, gelet op de gronden
die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, terecht op het standpunt dat in
dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de
inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Het risico bij het opleggen van
een lichter middel in plaats van een inbewaringstelling is volgens de staatssecretaris terecht
te groot. Het opleggen van de maatregel van bewaring is voldoende gemotiveerd door de staatssecretaris.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
10. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting. Eiser betoogt dat er een laissez-passer is afgegeven met een onjuiste naam, namelijk een alias die hij in een eerdere procedure heeft gegeven. Verder is van belang dat eiser asiel heeft aangevraagd wegens zijn geaardheid.
10.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat de huidige bewaring is opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De maatregel is opgelegd met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een asielverzoek met name als sprake is van een risico op onttrekking. Op grond van artikel 8, derde lid, van de Opvangrichtlijn [7] is het niet vereist dat er een redelijk vooruitzicht op verwijdering bestaat. Ten overvloede is de rechtbank van oordeel dat het zicht op uitzetting niet ontbreekt. De staatssecretaris heeft ter zitting aangegeven dat er op 23 september 2023 een laissez-passer is afgegeven met de vermoedelijke echte naam van eiser.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
11. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de
staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan
de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [8]

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 5 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8161.
2.Vergelijk ABRvS 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2369.
3.Vergelijk ABRvS 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.
4.Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven
5.ABRvS 21 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3184.
6.ABRvS 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1710.
7.Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking).
8.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.