ECLI:NL:RBDHA:2023:16567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.22539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Kroatië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk na de zitting mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank overweegt dat uit het Eurodac-systeem blijkt dat eiser eerder asiel heeft aangevraagd in Kroatië. Eiser betwist de beslissing van de staatssecretaris en voert aan dat Dublinclaimanten in Kroatië niet adequaat worden behandeld, met verwijzing naar het AIDA-rapport en andere documenten. Echter, de rechtbank stelt vast dat er een eerdere uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat er geen risico's zijn op pushbacks in Kroatië en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in een situatie terecht zou komen die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22539
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Ö. Saraç),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand telefonisch bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2001 en de Turkse nationaliteit te hebben. Hij heeft asiel aangevraagd in Nederland. Uit het Eurodac-systeem is gebleken dat eiser eerder asiel heeft aangevraagd in Kroatië.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen [1] omdat Kroatië daarvoor verantwoordelijk is. [2]
3. Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert aan dat Dublinclaimanten in Kroatië niet adequaat worden behandeld aangezien zij, soms gewelddadig, over de grens worden gezet zonder in de gelegenheid te zijn gesteld om de asielprocedure te doorlopen (pushbacks). Hierbij beroept eiser zich op het AIDA-rapport uit 2022 [3] , een brief van Vluchtelingenwerk Nederland aan de Tweede Kamer van 23 februari 2023 [4] en de uitspraak van de rechtbank van 6 juni 2023. [5]
4. Los van de vraag of het beroepschrift wel een reactie op het bestreden besluit bevat, is er inmiddels een uitspraak gedaan door de Afdeling. [6] Daarin is geoordeeld dat ten aanzien van Kroatië kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat er geen risico’s zijn op pushbacks. [7] Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij in een situatie terecht zou komen die in strijd is met artikel 4 van het Handvest [8] (het verbod van onmenselijke behandeling).
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zoals bedoeld in de Verordening (EU) 604/2014 (Dublinverordening).
3.AIDA, ‘Country Report: Croatia. 2022 Update’, 31 december 2022.
4.Brief VluchtelingenWerk Nederland – Commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid 23 februari 2023 (kenmerk O.2.2.23-002.MK).
5.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, ECLI:NL:RBDHA:2023:8123.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.