ECLI:NL:RBDHA:2023:16548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 6798
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake bijtelling uit hennepteelt en vergrijpboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018, waarbij de inspecteur een bedrag van € 71.822 aan inkomsten uit hennepteelt bij de eiser heeft bijgeteld. De eiser had eerder een hennepkwekerij in zijn woning, wat leidde tot een strafrechtelijk onderzoek en een vergrijpboete van 50% op de correctie van de aanslag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard en de vergrijpboete gematigd van € 4.912 naar € 1.105, omdat de redelijke termijn voor het opleggen van de boete was overschreden. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eiser vastgesteld op € 1.674 en verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/6798
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] wonende te [woonplaats] eiser(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 13 september 2022 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2018 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de daarbij opgelegde vergrijpboete.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2023.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn partner en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en [naam 2] LLM Msc.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de vergrijpboete;
  • stelt de vergrijpboete vast op € 1.105 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Op [datum] 2018 is in de woning van eiser een hennepkwekerij aangetroffen en ontmanteld door de gemeente Rotterdam. Eiser is daarbij in het kader van het daarop betrekking hebbende strafrechtelijke onderzoek verhoord.
2. Verweerder is bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2018 afgeweken van de aangifte. Op basis van het strafrechtelijk onderzoek en de daarin door eiser afgelegde verklaringen en het rapport Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie heeft verweerder daarbij een bedrag van € 71.822 aan inkomsten uit hennepteelt bijgeteld. Verder heeft hij het negatief inkomen uit eigen woning gecorrigeerd van € 6.445 naar € 5.055. Met dagtekening 10 april 2021 is de aanslag IB/PVV 2018 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 102.156 (loon uit tegenwoordige dienstbetrekking € 35.389, negatief inkomen uit eigen woning € 5.055 en de inkomsten uit hennepteelt € 71.822). Met de aanslag zijn tevens de eerder voor dit jaar verleende teruggaven van in totaal € 2.978 gecorrigeerd. Ook is een bedrag van € 2.515 aan belastingrente in rekening gebracht. Tegelijk met de aanslag is aan eiser een vergrijpboete opgelegd van 50% (€ 18.769) voor de correctie in verband met de hennepteelt.
3. Bij arresten van het Gerechtshof Den Haag van 9 maart 2022 is eiser veroordeeld tot een taakstraf onder meer voor de hennepteelt, is het daarmee gemoeide wederrechtelijk verkregen voordeel bepaald op € 25.000 en is het door eiser te betalen bedrag vastgesteld op nihil.
4. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de inkomsten uit hennepteelt vastgesteld overeenkomstig het vonnis van het Gerechtshof Den Haag en verminderd naar € 25.000 waarbij hij, vanwege de strafrechtelijke veroordeling, geen kosten in aanmerking heeft genomen. De boete is dienovereenkomstig verminderd waarbij verweerder het percentage van de vergrijpboete heeft gematigd tot 40%. De boete is aldus vastgesteld op € 4.912.
5. In geschil is of verweerder de aanslag IB/PVV 2018, zoals deze uiteindelijk bij uitspraak op bezwaar is vastgesteld, terecht en naar het juiste bedrag heeft opgelegd en of de vergrijpboete naar het juiste bedrag aan eiser is opgelegd.
6. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over hetgeen hen aanvankelijk verdeeld hield en wel in die zin dat de bijtelling van € 25.000 aan inkomsten uit hennepteelt niet langer in geschil is en verweerder de boetebeschikking zal verminderen tot 25%, oftewel € 1.228 (25% x € 4.912). Gelet hierop heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard.
7. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat, nu verweerder eiser bij brief van 1 maart 2021 op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen een vergrijpboete op te leggen, de redelijke termijn is overschreden met 6 maanden en 19 dagen. De rechtbank ziet daarin aanleiding de boete van € 1.228 verder te matigen met 10% tot € 1.105 [1] .
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1). Bij de uitspraak op bezwaar is reeds door verweerder aan eiser een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J.E. Steijvers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).