ECLI:NL:RBDHA:2023:16457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
10599119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging ontslag op staande voet en toekenning van transitievergoeding afgewezen

In deze zaak heeft de werknemer een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter, waarin zij primair verzoekt om het door de werkgever gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. Subsidiair vraagt zij om de werkgever te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn en om de wettelijke transitievergoeding toe te kennen. De werknemer is op 19 juli 2021 in dienst getreden bij de werkgever en had een Fase B uitzendovereenkomst. Op 4 mei 2023 vond er een incident plaats waarbij de werknemer voortijdig het werk verliet. Op 5 mei 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de werknemer, de werkgever en de inlener, waarbij een nieuwe arbeidsovereenkomst werd ondertekend met een einddatum van 5 mei 2023. De werknemer heeft later verzocht om haar dienstverband te hervatten, maar de werkgever heeft dit verzoek afgewezen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de werknemer tijdig is ingediend, maar dat de werknemer haar primaire verzoek om het ontslag op staande voet te vernietigen heeft ingetrokken. De rechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is voor het ontslag op staande voet en dat de werknemer op eigen verzoek haar arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de werkgever gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de verklaring van de werknemer en dat er geen sprake is van dwaling of misbruik van omstandigheden. Het verzoek van de werknemer tot toekenning van de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding is afgewezen. De werknemer is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Leiden
MK
Rep.nr.: 10599119 \ EJ VERZ 23-83284
Datum: 30 oktober 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[Werknemer],
wonende te [gemeente] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.B. Chylinska,
tegen
[Werkgever] .,
gevestigd en kantoorhoudende te [gemeente] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. C.P. Zwaanswijk.
Partijen worden aangeduid als “de werknemer” en “de werkgever”.

1.Het procesverloop

1.1.
De werknemer heeft een verzoekschrift ingediend. De werknemer verzoekt daarin primair om het door de werkgever gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. Subsidiair verzoekt de werknemer om de werkgever te veroordelen tot betaling van de gefixeerde vergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn en de transitievergoeding met vernietiging van de arbeidsovereenkomst met einddatum 5 mei 2023. De werkgever heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 25 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft de werkgever bij brief van 15 september 2023 nog een correctie van het verweerschrift ingediend.

2.De feiten

2.1.
De werknemer, geboren op 26 september 1973, is op 19 juli 2021 in dienst getreden bij de werkgever. Per 2 januari 2023 bestaat tussen partij een Fase B overeenkomst (uitzendovereenkomst) in de zin van artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het brutosalaris van de werknemer bedroeg € 2.523,75 met een bruto uurloon van
€ 15,03.
2.2.
De werknemer verrichtte werkzaamheden bij de inlener [bedrijf] in [gemeente] (hierna: de inlener).
2.3.
Op 4 mei 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de inlener en de werknemer over het onjuist plakken van een sticker op een bestelling. De werknemer is voortijdig van het werk vertrokken.
2.4.
Op 5 mei 2023 heeft in de middag op het kantoor van de inlener een gesprek plaatsgevonden tussen de werkgever, de inlener en de werknemer. Namens de werkgever was daarbij aanwezig de heer [naam] , eigenaar, (hierna: [naam] ) en namens de inlener mevrouw [naam] , teamleider (hierna: [naam] ).
2.5.
De werkgever en de werknemer hebben tijdens het gesprek op 5 mei 2023 een nieuwe fase B arbeidsovereenkomst getekend met een einddatum 5 mei 2023.
2.6.
Op 17 mei 2023 heeft de gemachtigde van de werknemer de werkgever verzocht om het dienstverband van de werknemer onmiddellijk te hervatten.
2.7.
Bij brief van 22 mei 2023 heeft [naam] aan de werkgever het volgende bericht:
“Op donderdag 04-05-2023 heeft mevrouw (…)[de werknemer, kantonrechter]
mij gezegd dat zij is gestopt met werken en verzocht om u te bellen om haar huidige arbeidsovereenkomst te vernietigen en een nieuwe arbeidsovereenkomst op te stellen met einde dienstverband van 05-05-2023 en verzocht om uitkering voor haar te regelen bij het UWV.
Op verzoek van mevrouw (…) heb ik een afspraak met u en mevrouw (…) gemaakt om op vrijdag 05-05-2023 omstreeks 11.00 uur bij u op kantoor te komen. Wegens problemen met het transport is mevrouw (…) niet om 11.00 uur bij u op kantoor gekomen.
Om mevrouw (…) tegemoet te komen is de afspraak verplaatst naar 14.00 uur op locatie te [gemeente] .
Tijdens mijn aanwezigheid is uitdrukkelijk op verzoek van mevrouw (…) de stukken door mevrouw (…) en u ondertekend.
Ook heeft u mevrouw (…) ander werk aangeboden in [gemeente] .”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De werknemer verzoekt de kantonrechter:
  • primair om het ontslag op staande voet te vernietigen;
  • subsidiair om de werkgever te veroordelen tot betaling van de gefixeerde vergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn ad € 2.500,00 bruto dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
  • aan de werknemer op grond van artikel 7:673 BW de wettelijke transitievergoeding van € 1.752,02 bruto toe te kennen dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag verhoogd met de buitengerechtelijke kosten van € 156,00;
  • de ‘arbeidsovereenkomst met einddatum 5 mei 2023’ te vernietigen op grond van dwaling en misbruik van omstandigheden dan wel een beslissing in goede justitie te nemen;
  • de werkgever te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan de verzoeken legt de werknemer – kort samengevat – ten grondslag dat zij op 4 mei 2023 op staande voet is ontslagen voor het verkeerd plakken van een sticker. Dit ontslag op staande voet kan om die reden niet in stand blijven. Op 5 mei 2023 is de werknemer op kantoor gekomen. Zij dacht dat zij een document over een uitkering kreeg voorgehouden, maar dit bleek een aanpassing van de arbeidsovereenkomst te zijn met een einddatum 5 mei 2023. Er is sprake van dwaling en misbruik van omstandigheden. De werknemer heeft niet op eigen verzoek haar contract laten aanpassen en beëindigen, aldus de werknemer.
3.3.
De werkgever voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van de verzoeken van de werknemer. De werkgever voert daartoe kort samengevat het volgende aan. Het verzoekschrift van de werknemer is niet tijdig binnen de termijn van artikel 7:686a lid 4, sub a BW ingediend, zodat de werknemer niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoeken. De werkgever betwist verder dat de werknemer op 4 mei 2023 op staande voet is ontslagen. De werknemer heeft op 4 mei 2023 aan [naam] telefonisch te kennen gegeven haar arbeidsovereenkomst te willen beëindigen. Vervolgens is een gesprek gepland op 5 mei 2023. Aan de werknemer is nog andere passende arbeid aangeboden, maar zij heeft dit geweigerd. Partijen hebben vervolgens het einde van de uitzendovereenkomst vastgelegd door de nieuwe fase B arbeidsovereenkomst te tekenen met einddatum 5 mei 2023. Van dwaling of misbruik van omstandigheden is geen sprake. De arbeidsovereenkomst is op verzoek van de werknemer beëindigd, zodat de werknemer ook geen aanspraak maakt op een gefixeerde schadevergoeding of een transitievergoeding, aldus de werkgever.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak ten eerste om de vraag of de werknemer tijdig het verzoekschrift heeft ingediend. Daarnaast is aan de orde de vraag of de werkgever moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een bedrag aan transitievergoeding.
4.2.
Op verzoek van de werknemer kan de kantonrechter op grond van artikel 7:681 lid 1 BW de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever vernietigen en op grond van artikel 7:672, lid 11 BW een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging toekennen. De bevoegdheid om een verzoekschrift daartoe bij de kantonrechter in te dienen vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
4.3.
Het papieren verzoekschrift van de werknemer is bij de griffie van de kantonrechter op de zittingslocatie in Leiden ontvangen op 7 juli 2023. Ter zitting heeft de gemachtigde van de werknemer digitaal e-mailcorrespondentie getoond waaruit volgt dat het verzoekschrift op 4 juli 2023 om 13.24 uur is ingediend bij de griffie van de kantonrechter op de zittingslocatie in Den Haag. Hiervan is een ontvangstbevestiging aan de gemachtigde gemaild. Gelet hierop is het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Ook voor zover het verzoek betrekking heeft op de transitievergoeding, is het tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen de daarvoor geldende termijn van drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
4.4.
De werknemer heeft ter zitting haar primaire verzoek om het ontslag op staande voet te vernietigen ingetrokken, omdat zij niet meer wil werken bij de werkgever. Zij berust daarom in het ontslag. Voor zover het subsidiaire verzoek is gegrond op een ontslag op staande voet geldt het volgende. De werknemer stelt dat zij op 4 mei 2023 op staande voet is ontslagen vanwege het verkeerd plakken van een sticker bij de inlener, maar zij heeft dit tegenover de betwisting door de werkgever onvoldoende onderbouwd. Er is geen bevestigingsbrief van het ontslag op staande voet en ook verder volgt uit de overgelegde stukken niet dat sprake is van een door de werkgever gegeven ontslag op staande voet.
4.5.
Volgens de werkgever is op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigd door het ondertekenen van een nieuwe arbeidsovereenkomst met een eerdere einddatum, namelijk 5 mei 2023. De werknemer betwist dat zij op eigen verzoek de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd.
4.6.
Een werkgever mag er in beginsel op vertrouwen dat als een werknemer hem iets mededeelt, dat die verklaring van de werknemer dan ook is wat de werknemer wil. Echter, als de werknemer zelf zijn arbeidsovereenkomst opzegt, dan is dat vertrouwen volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad alleen gerechtvaardigd als de verklaring van de werknemer ‘duidelijk en ondubbelzinnig is’. Het opzeggen van een arbeidsovereenkomst door een werknemer zelf kan namelijk ernstige gevolgen hebben, zoals verlies van ontslagbescherming en aanspraak op een uitkering. Vanwege die ernstige gevolgen mag een werkgever dus niet snel aannemen dat een werknemer vrijwillig het dienstverband eindigt. De werkgever heeft daarom een plicht om te onderzoeken of de werknemer wel echt het dienstverband op wil zeggen. Ook moet een werkgever de werknemer informatie geven over de gevolgen van de opzegging.
4.7.
Vast staat dat er op donderdag 4 mei 2023, vóór de start van de werkzaamheden, een voorval is geweest bij de inlener waarna de werknemer voortijdig het werk heeft verlaten. Vast staat ook dat partijen vervolgens voor de volgende dag, 5 mei 2023, een afspraak hebben gemaakt voor een gesprek. Het gesprek vond aanvankelijk plaats om 11.00 uur op het kantoor bij UWN, maar is daarna ten behoeve van de werknemer verplaatst naar 14.00 uur op de locatie van de inlener. Uit de toelichting van de werkgever en de verklaring van [naam] volgt dat de werknemer op donderdag 4 mei 2023 (in de avond) telefonisch aan [naam] heeft medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen met behoud van een WW-uitkering en dat dit de aanleiding was voor het gesprek op 5 mei 2023. De werkgever stelt dat tijdens het gesprek is gesproken over ander werk omdat de inlener de opdracht had ingetrokken. De werknemer heeft ander werk geweigerd en om haar tegemoet te komen is het verzoek van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gehonoreerd. Vervolgens is een nieuwe arbeidsovereenkomst met als einddatum 5 mei 2023 getekend, zoals de werknemer ook de eerdere arbeidsovereenkomsten in het Nederlands heeft getekend, aldus de werkgever. De werknemer heeft dit alles betwist, maar heeft geen concrete andere feiten of omstandigheden voor de aanleiding en de inhoud van het gesprek daar tegenovergesteld. Voorts staat vast dat de werknemer na het gesprek op 5 mei 2023 met het tijdens het gesprek ondertekende document bij het UWV een uitkering heeft aangevraagd en dat deze uitkering per 8 mei 2023 de uitkering heeft ontvangen.
4.8.
De werknemer heeft zich gelet op het voorgaande vanaf 4 mei 2023 tot het gesprek op 5 mei 2023 kunnen beraden op de situatie, waarna – volgens de verklaring van [naam] op haar uitdrukkelijk verzoek – een nieuwe arbeidsovereenkomst met einddatum 5 mei 2023 is getekend. Hoewel een ongebruikelijke wijze van beëindiging van een dienstverband in plaats van een vaststellingsovereenkomst, stemden naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval bij de ondertekening van de documenten de wil en de verklaring van de werknemer overeen en heeft de werkgever daar gerechtvaardigd op mogen vertrouwen. Dat er van de omstandigheden door de werkgever misbruik is gemaakt of dat de werknemer heeft gedwaald of onder druk is gezet bij de ondertekening van de documenten is de kantonrechter niet gebleken, te meer nu de werknemer kennelijk zeer kort daarna met het ondertekende document een WW-uitkering heeft aangevraagd. Onder die omstandigheden is van een schending van een onderzoeksplicht aan de kant van de werkgever geen sprake.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een opzegging door of het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever. Het verzoek van de werknemer tot toekenning van de wettelijke transitievergoeding, de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en de buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
4.10.
De werknemer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De nakosten zijn daarbij inbegrepen voor zover deze kosten daadwerkelijk worden gemaakt. De nakosten worden begroot op een halve salarispunt met een maximum van € 132,00. De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar ingaande de vijftiende dag na de datum van betekening en bevel van dit vonnis

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt de werknemer tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de werkgever tot en met vandaag vaststelt op € 529,00 aan gemachtigdensalaris, en de nakosten van € 132,00 voor zover gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente, ingaande de vijftiende dag na de datum van betekening en bevel van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart deze beschikking voor wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2023.