ECLI:NL:RBDHA:2023:16436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
NL23.20328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Syrische vreemdeling met een verblijfsvergunning in Duitsland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Syrische vreemdeling tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1996, heeft op 10 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 6 juli 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Duitsland. Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde heeft het beroep ingediend.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en vastgesteld dat er geen reden is om aan te nemen dat de situatie in Duitsland is veranderd. Eiser heeft aangevoerd dat hij sinds 2020 in Nederland verblijft en dat hij psychische problemen heeft, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn om de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag te weerleggen. De rechtbank verwijst naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat EU-lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij terugkeer naar Duitsland een reëel risico loopt op schending van zijn rechten.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 september 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.20328
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S.J.J.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet- ontvankelijkverklaring van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996. Hij heeft op 10 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 6 juli 2023 deze aanvraag in de algemene procedure niet- ontvankelijk verklaard.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 op een zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van het asielverzoek van eiser in het bestreden besluit. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een aanvraag tot het verlenen van een asielvergunning voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk worden verklaard als de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet. Eiser geniet internationale bescherming in
Duitsland. Dit heeft eiser ook niet ontkend. De staatssecretaris heeft het asielverzoek van eiser daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Wat voert eiser aan?
5. Eiser voert aan dat het onzeker is of hij nog steeds internationale bescherming geniet in Duitsland. Hij is al sinds 2020 in Nederland en hij heeft sindsdien Nederland niet verlaten. Daarnaast werd in Duitsland aan eiser als voorwaarde gesteld dat hij een woning moest vinden om internationale bescherming te krijgen en dit is hem niet gelukt. Verder heeft eiser psychische problemen. De gemachtigde van eiser heeft dit in een bericht van 30 juni 2023 naar voren heeft gebracht. Dit bericht is ten onrechte niet betrokken bij de stukken en de staatssecretaris heeft daar ten onrechte bij de totstandkoming van het bestreden besluit geen rekening mee gehouden.
Slaagt het beroep van eiser?
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser in een andere lidstaat van de Europese Unie, in dit geval Duitsland, internationale bescherming heeft gekregen.
7. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris mag uitgaan van het vermoeden dat EU-lidstaten bij de behandeling van asielzoekers en statushouders hun internationale verlichtingen zullen nakomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in de uitspraak van 26 maart 20191 – die ging over een statushouder – geoordeeld dat de staatssecretaris ten aanzien van Duitsland van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Er zijn door de Afdeling geen recentere uitspraken gedaan waarin anders is geoordeeld. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Duitsland dit niet doet en dat hij dus een reëel risico loopt op schending van fundamentele rechten bij terugkeer naar Duitsland. De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat een vreemdeling is erkend als vluchteling in een lidstaat van de Europese Unie, dan wel een subsidiaire beschermingsstatus heeft, volgens vaste rechtspraak maakt dat sprake is van een zodanige band met het land dat het redelijk is om naar dat land te gaan.
8. De rechtbank ziet in de beroepsgronden van eiser geen aanknopingspunten dat ten aanzien van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan en dat eiser bij terugkeer naar Duitsland in een situatie komt te verkeren die in strijd is met de verdragsverplichtingen. De stelling van eiser dat hem als voorwaarde werd gesteld dat hij een woning moest vinden, is verder niet (met stukken) onderbouwd. Dit is onvoldoende om ten aanzien van Duitsland niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit te kunnen gaan. Op de zitting heeft de staatssecretaris verder bevestigd dat de beschermingsstatus van eiser in Duitsland actueel is. Dit blijkt uit de bevindingen van het Eurodacsysteem en de schriftelijke toezegging van 18 juli 2023 van de Duitse autoriteiten dat zij eiser over nemen. Ter bevestiging hiervan heeft de staatssecretaris het betreffende stuk aan het dossier toegevoegd.
9. De rechtbank is verder van oordeel dat de gestelde psychische klachten van eiser niet leiden tot een ander oordeel. Eiser heeft zijn psychische klachten niet onderbouwd met medische stukken. Daarnaast mag de staatssecretaris ervan uitgaan dat de medische zorg in Duitsland vergelijkbaar is als die in Nederland en dat eiser eventuele medische zorg ook in
Duitsland kan krijgen. Verder is niet gesteld of gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is voor de behandeling van zijn klachten. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 september 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.