ECLI:NL:RBDHA:2023:16415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
23/1941
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag voor taxichauffeur wegens justitiële antecedenten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een taxichauffeur, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG). De aanvraag werd afgewezen door de minister voor Rechtsbescherming op basis van relevante justitiële gegevens die in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) zijn geregistreerd. Eiser had eerder geldboetes opgelegd gekregen voor snelheidsovertredingen en gevaarlijk rijgedrag. De rechtbank behandelt de argumenten van eiser, die stelt dat de afwijzing van de VOG zijn bedrijfsvoering ernstig schaadt en dat de overtredingen niet ernstig genoeg zijn om de afgifte van de VOG te weigeren. Eiser betoogt dat zijn persoonlijke omstandigheden en de gevolgen van de afwijzing onvoldoende zijn meegewogen door de minister.

De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid de VOG heeft kunnen weigeren, omdat de justitiële antecedenten van eiser een risico voor de samenleving vormen. De rechtbank stelt vast dat de minister terecht heeft geoordeeld dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van eiser bij het verkrijgen van de VOG. De rechtbank concludeert dat de minister de belangen van eiser niet heeft veronachtzaamd, maar dat de afwijzing van de VOG gerechtvaardigd is op basis van de recente strafbare feiten van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1941

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A.S. Schollaardt),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: E. Spekreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 6 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 februari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
2. Eiser is taxichauffeur en wil een chauffeurskaart aanvragen bij Kiwa Register B.V. Voor deze aanvraag moet hij beschikking over een VOG. Op 9 november 2022 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend om afgifte van een VOG. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen.
3. Verweerder heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) de volgende relevante justitiële gegevens zijn geregistreerd:
- Bij strafbeschikking van 13 september 2022 is aan eiser een geldboete van € 300,- opgelegd wegens het overschrijden van de maximumsnelheid (artikel 62 jo bord A1 Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Daarbij is eiser een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opgelegd voor de duur van 118 dagen.
- Bij strafbeschikking van 7 april 2022 is eiser een geldboete van € 397,- opgelegd wegens overschrijden van de maximumsnelheid (artikel 62 jo bord A1 Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990).
- Bij strafbeschikking van 5 februari 2020 is aan eiser een geldboete van € 270,- opgelegd wegens gevaarlijk rijgedrag (artikel 5 Wegenverkeerswet 1994).
Deze strafbare feiten vormen volgens verweerder, indien herhaald, een belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur. Verder vindt verweerder dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het belang van eiser bij de afgifte van de VOG.
Wat vindt eiser?
4. De gronden van eiser richten zich alleen op de toetsing aan het zogenoemde subjectieve criterium. Er is onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van het besluit voor de bedrijfsvoering van eiser. Er komt in feite een einde aan eisers eenmanszaak. Eiser zal werkloos raken en zijn vaste opdrachtgevers kwijtraken. Eisers belang dient zwaarder gewogen te worden dan dat van de samenleving bij het gestelde risico bij het afgeven van de VOG. Bij de belangenafweging is volgens eiser van belang dat de registraties in het JDS overtredingen zijn en geen misdrijven. Twee van de drie zijn privé begaan en één op een andersoortig voertuig. Eiser heeft niet onder invloed gereden, geen ongevallen veroorzaakt of andere ernstige feiten gepleegd. De strafbeschikkingen uit 2020 en april 2022 hadden geen gevolgen voor zijn VOG of chauffeurskaart. Er kan niet worden gesteld dat eiser een dermate gevaar vormt voor de maatschappij dat deze zeer vergaande beslissing kan worden gerechtvaardigd. Eiser heeft netjes zijn boetes betaald en de tijd waarin hij zijn rijbewijs kwijt was uitgezeten, terwijl de branche het moeilijk had in de coronatijd. Eiser is sinds de laatste beschikking een gewaarschuwd mens en handelt daarnaar. Hij is sindsdien niet meer in aanraking geweest met politie en justitie. Ook vindt eiser het van belang dat hij een lange geschiedenis heeft in de chauffeursbranche. Het besluit laat niet zien of een aantal door hem genoemde omstandigheden een rol gespeeld hebben bij de belangenafweging. Daarmee is het besluit onvoldoende gemotiveerd.
Wat zijn de regels?
5. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat aan het objectieve criterium is voldaan. Verweerder was in zoverre gehouden de VOG te weigeren. De vraag die voorligt is of verweerder op grond van de omstandigheden van het geval toch de gevraagde VOG had moeten verstrekken.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder minder gewicht heeft mogen toekennen aan het belang dat eiser heeft bij het verstrekken van de VOG dan aan het risico voor de samenleving dat bij de beoordeling van het objectieve criterium is vastgesteld.
6.1
Verweerder heeft daarbij groot belang mogen hechten aan de omstandigheid dat eiser nog in 2022 meermalen met justitie in aanraking is gekomen voor strafbare feiten die bij uitstek niet te verenigen zijn met het doel van de aanvraag. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt mogen stellen dat deze veroordelingen te recent zijn om te kunnen vaststellen dat het risico voor de samenleving voldoende is afgenomen. Ook heeft verweerder in zijn beoordeling mogen betrekken dat er sprake is van recidive, zodat de kans aanwezig is dat eiser opnieuw met justitie in aanraking zal komen wegens strafbare feiten.
6.3
Voorts heeft verweerder van het antecedent van 13 september 2022 kunnen vaststellen dat deze eiser niet gering is aangerekend. Dat is af te leiden uit de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 118 dagen. Verweerder heeft onderkend dat de overige strafbare feiten eiser minder zwaar zijn aangerekend, maar heeft meer waarde mogen hechten aan het feit dat sprake is van recidive op snelheidsovertredingen en dat dit soort strafbare feiten niet verenigbaar zijn met het zijn van taxichauffeur. Verweerder heeft daarbij mogen wijzen op de omstandigheid dat snelheidsovertredingen pas in het JDS worden opgenomen als er sprake is van een overschrijding van 30 kilometer per uur of meer.
6.4
Ter zitting heeft eiser onder verwijzing naar een uitspraak [1] van de hoogste bestuursrechter aangevoerd dat de omstandigheid dat de feiten in privétijd zijn begaan van belang is om mee te nemen in de belangenafweging. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet uitmaakt dat de feiten in privétijd zijn begaan nu het gaat om onverantwoord gedrag in het verkeer hetgeen bij uitstek niet te niet te verenigen zijn met de functie van chauffeur. De rechtbank oordeelt verder dat het feit dat eiser na het incident van 26 maart 2022 van het Openbaar Ministerie zijn rijbewijs na bepaalde tijd weer terug heeft gekregen om weer te kunnen werken, niet maakt dat verweerder daar nu ook toe gehouden is. Verweerder maakt zijn eigen afweging hierin.
6.5
Verder heeft verweerder gekeken naar de gevolgen die de weigering voor eiser heeft, namelijk dat hij niet meer als taxichauffeur kan werken en hij hierdoor in de financiële problemen kan komen. Verweerder heeft gelet op bovengenoemde omstandigheden mogen stellen dat het belang van de beperking van de risico’s voor de samenleving zwaarder weegt dan het belang bij toewijzing voor de VOG. In het verweerschrift heeft verweerder nader toegelicht dat het weigeren van de VOG niet betekent dat eiser niet in een andere branche werkzaam zou kunnen zijn. Gelet op de grote behoefte aan arbeidskrachten acht de rechtbank het niet ondenkbaar dat eiser een andere baan kan vinden waar geen VOG voor vereist is.
6.6
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiser. Verweerder heeft van eiser mogen verlangen dat hij over een langere periode laat zien dat hij zich niet schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is niet gebleken dat verweerder heeft nagelaten om de door eiser aangedragen omstandigheden mee te wegen in zijn besluitvorming. Van een motiveringsgebrek is daarom geen sprake.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Juridisch kader
Artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wsjg) definieert een VOG als een verklaring van de minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Wjsg weigert de minister de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan.
Bij de beoordeling hanteert verweerder de criteria die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2022. In dit kader wordt verwezen naar paragraaf 3.1.4. (subjectief criterium). Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium. Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn de afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1249