ECLI:NL:RBDHA:2023:16396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
NL23.18548
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en vaststelling geboortedatum van eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 5 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag ingewilligd met een besluit van 21 juni 2023, maar eiser heeft beroep aangetekend omdat zijn geboortedatum niet correct is vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de gecorrigeerde geboortedatum van eiser niet is gevolgd. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit vernietigd moet worden wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij laagopgeleid is en tijdens de procedure overweldigd was, waardoor hij zijn geboortedatum niet direct heeft kunnen verbeteren. Hij heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een origineel familieboekje en een individueel uittreksel uit de Syrische bevolkingsregisters. De rechtbank oordeelt echter dat eiser zijn geboortedatum niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat de echtheid van de overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat eiser ook vanuit het buitenland een paspoort kan aanvragen, waardoor er geen bewijsnood is.

De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, maar veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1674. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste vaststelling van personalia in asielprocedures, vooral met het oog op de mogelijkheid van nareis van familieleden. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18548

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiserv-nummer: [nummer],

(gemachtigde: mr. A.D. Kupelian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 5 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 juni 2023 deze ingewilligd
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer A. Jolak. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum 3] en stelt de Syrische nationaliteit te hebben. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, waarbij verweerder heeft aangenomen dat eiser is geboren op [geboortedatum 3]. Verweerder heeft anderzijds overwogen dat eisers verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht.
Hoewel eisers aanvraag verder is ingewilligd, heeft hij toch een belang bij de beoordeling van het beroep. Een vreemdeling beschikt immers alleen daadwerkelijk over een asielvergunning als deze is verleend op basis van de juiste personalia. [1] De beoordeling van asielmotieven vindt ook alleen plaats tegen de achtergrond de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling. Daarnaast heeft eiser belang bij de vaststelling van de juiste geboortedatum met het oog op de mogelijkheid van nareis van familieleden. [2]
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder ten onrechte niet in het bestreden besluit heeft gemotiveerd waarom hij de door eiser gecorrigeerde geboortedatum niet volgt Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder zijn geboortedatum ten onrechte niet heeft vastgesteld op [geboortedatum 3]. Hij stelt dat hij laagopgeleid is en tijdens de procedure dusdanig overweldigd dat hij zijn leeftijd niet direct heeft verbeterd. Verweerder had bij het besluit moeten betrekken dat eisers broer tijdens diens gehoren heeft verklaard dat eiser minderjarig is. Eiser heeft tijdens de asielprocedure een origineel familieboekje overgelegd. In beroep heeft hij een individueel uittreksel en een afschrift van de inschrijving in de Syrische bevolkingsregisters in de procedure gebracht. Eiser kan geen identificerende documenten overleggen omdat hij deze nooit heeft gehad en vanuit Nederland niet aan kan vragen. Daarom is sprake van bewijsnood. Gelet hierop had verweerder eisers leeftijd verder moeten onderzoeken, door op zijn minst in overleg te treden met de Griekse autoriteiten over de registratie van eiser in Griekenland.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in beroep op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is geboren op [geboortedatum 3]. Uit het proces-verbaal van verhoor blijkt dat eiser verklaard heeft dat hij op [geboortedatum 3] is geboren. [3] Dit heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor bevestigd. [4] Bij de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor en in het schriftelijk gehoor heeft eiser dat gecorrigeerd naar [geboortedatum 3]. De uitleg van eiser over het ontstaan van deze verklaringen heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om van de gecorrigeerde datum uit te gaan. Hierbij is van belang dat uit het proces-verbaal van nader verhoor blijkt dat eiser uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij als minderjarige in Griekenland was aangekomen en hij nu, drie jaar later, als meerderjarige een paspoort kon verkrijgen waarmee eiser naar Nederland is gekomen. [5] Dit heeft eiser ter zitting niet kunnen uitleggen. Verder heeft verweerder in zijn beoordeling kunnen betrekken dat de verklaringen van eisers broer – anders dan eiser heeft aangevoerd - niet bevestigen dat eiser in 2005 geboren zou zijn. Uit de in beroep overgelegde correcties en aanvullingen uit de procedure van eisers broer volgt juist dat eisers geboortedatum in 2003 of 2004 zou moeten liggen.
6. Eiser heeft de door hem gestelde geboortedatum niet met documenten aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft in zijn verweerschrift terecht opgemerkt dat de echtheid van het individueel uittreksel is vastgesteld, maar dat ook uit het onderzoek blijkt dat een juiste opmaak, afgifte en inhoud niet kan worden vastgesteld. Daarnaast heeft verweerder terecht opgemerkt dat uit dit document – net als uit het afschrift van de inschrijving in de bevolkingsregisters - blijkt dat eiser is geboren op 20 juli 2005. [6] Dit alles bij elkaar doet afbreuk aan de bewijswaarde van het individueel uittreksel. Dat eiser een origineel familieboekje heeft overgelegd blijkt verder niet uit het dossier. Wel blijkt dat eiser een kopie daarvan heeft ingebracht, waarin verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om onderzoek te doen naar eisers leeftijd.
7. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij in bewijsnood verkeert voor het overleggen van identificerende documenten. Verweerder heeft zich in het verweerschrift met verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht [7] op het standpunt kunnen stellen dat van Syriërs ook vanuit het buitenland een paspoort kunnen aanvragen. Verweerder was dan ook niet gehouden aan eiser een leeftijdsonderzoek aan te bieden of om op andere wijze nader onderzoek te verrichten.
8. De rechtbank ziet in het bovenstaande aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
9. Gelet op de gegrondverklaring van het beroep is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1674, bestaande uit twee punten voor de verrichte proceshandelingen (indienen beroepschrift en verschijnen ter zitting), met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1674 (zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hierbij verwijst de rechtbank naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 september 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AL3294, en 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
2.De rechtbank wijst op de uitspraak van de Afdeling van 11 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1165.
3.Het proces-verbaal van verhoor van 5 september 2022, pagina 2.
4.Het rapport van het aanmeldgehoor van 13 oktober 2022, pagina 2.
5.Het proces-verbaal van nader verhoor van 5 september 2022, pagina 2.
6.Zoals blijkt uit het vertaalformulier behorend bij het individueel uittreksel.
7.Het Algemeen Ambtsbericht Syrië, van mei 2023, pagina 36.