ECLI:NL:RBDHA:2023:16387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/643926/KG RK 23-318
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 8 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. O. van der Burg. Dit was het derde wrakingsverzoek dat de verzoeker indiende in de hoofdzaak tussen Stichting Waarborgfonds Motorverkeer en hemzelf. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker voor de derde keer een verzoek indient dat inhoudelijk identiek is aan eerdere verzoeken, zonder nieuwe feiten of omstandigheden aan te voeren. De wrakingskamer heeft eerder al bepaald dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn eerdere verzoeken, onder andere omdat deze te laat waren ingediend en omdat er sprake was van misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de kritische en actieve houding van de kantonrechter niet heeft geleid tot de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen en bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet. Tevens is aangegeven dat indien de verzoeker opnieuw een wrakingsverzoek indient, dit niet meer in behandeling zal worden genomen, gezien het misbruik van recht en de onevenredige belasting van de rechtspraak die dit met zich meebrengt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023-45
zaak- /rekestnummer: C/09/643926 / KG RK 23-318
Beslissing van 8 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. O. van der Burg,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 5 maart 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 9965060 RL EXPL 22-10412 tussen Stichting Waarborgfonds Motorverkeer en verzoeker (hierna: de hoofdzaak).

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker voor de derde keer een wrakingsverzoek indient in de hoofdzaak.
3.2.
Op 17 november 2022 heeft verzoeker zijn eerste verzoek tot wraking van de kantonrechter ingediend. Bij beslissing van 24 februari 2023 heeft de wrakingskamer:
  • het verzoek van verzoeker van 19 februari 2023 tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling gelaten, omdat zij van oordeel is dat verzoeker het middel van wraking voor een ander doel gebruikte dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren;
  • verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van de kantonrechter, omdat het verzoek te laat is ingediend en
  • bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in die zaak niet in behandeling zal worden genomen, omdat sprake is misbruik.
3.3.
Op 26 februari 2023 heeft verzoeker een tweede verzoek tot wraking van de kantonrechter ingediend. Bij beslissing van 1 maart 2023 is verzoeker in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
3.4.
Het derde verzoek tot wraking is inhoudelijk precies hetzelfde als het eerste en het tweede verzoek tot wraking. Verzoeker legt dus geen nieuwe feiten en omstandigheden aan zijn verzoek ten grondslag. Ook in het derde verzoek is verzoeker niet-ontvankelijk. Deze beslissing wordt gebaseerd op zowel sub f als sub g van artikel 4, tweede lid, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Op grond van deze bepalingen kan een wrakingsverzoek zonder zitting aanstonds niet-ontvankelijk worden verklaard als (sub f) het een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter betreft, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden (sub f) en als ten aanzien van verzoeker in een eerdere beslissing op een wrakingsverzoek is bepaald dat wegens misbruik een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen (sub g). Aan deze beide voorwaarden is voldaan.
3.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.6.
Indien verzoeker na deze beslissing opnieuw een verzoek tot wraking van de kantonrechter in deze hoofdzaak indient, zal dat verzoek door de wrakingskamer niet meer in behandeling worden genomen en zal daarop door de wrakingkamer niet worden gereageerd. De reden hiervoor is dat verzoeker bij herhaling en ondanks een wrakingsverbod inhoudelijk exact dezelfde wrakingsverzoeken indient. Het moet voor verzoeker inmiddels duidelijk zijn dat dit nergens toe leidt en hij maakt hiermee misbruik van recht. Bovendien levert dit een onevenredige belasting van de rechtspraak op. Deze inzet van publieke middelen is niet langer te rechtvaardigen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en R. Cats, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.