In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn aanvraag in op 30 maart 2022, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden is door verweerder met negen maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 9 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits hij eerst een ingebrekestelling heeft gedaan. De rechtbank heeft besloten dat verweerder een langere beslistermijn van acht weken moet krijgen om alsnog een besluit te nemen. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen de gestelde termijn een besluit op de aanvraag bekend te maken. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 209,25, omdat hij een professionele hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 26 oktober 2023.