In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Filipijnse nationaliteit, op 12 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [nummer] in het kader van nareis. Na een lange periode zonder besluit heeft eiseres op 17 april 2023 de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 9 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn was verstreken. Eiseres had de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld en er waren meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin werd geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en bepaalt dat de staatssecretaris binnen zestien weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,- en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.