In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 29 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als gezinslid van haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 21 februari en 24 april 2023 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit. Vervolgens heeft zij op 9 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn was overschreden. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een beslissing moet nemen. Indien er nader onderzoek nodig is, moet dit binnen twintig weken na de uitspraak gebeuren. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.