ECLI:NL:RBDHA:2023:16292
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een opposante tegen een eerdere uitspraak waarin haar beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. Opposante, van Syrische nationaliteit, had op 27 november 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Na een gebrek aan tijdige reactie van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft zij op 19 juni 2023 beroep ingesteld. De rechtbank verklaarde dit beroep op 24 augustus 2023 niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend.
Tegen deze uitspraak heeft opposante verzet ingesteld, dat op 9 oktober 2023 werd behandeld. Tijdens deze zitting zijn zowel opposante als haar gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. J.P.M. Wuite. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eerdere uitspraak zonder zitting was gedaan, wat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogelijk is als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de niet-ontvankelijkheid van het beroep, ondanks de argumenten van opposante over de inconsistentie in de rechtspraak met betrekking tot WBV 2022/22.
De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.