ECLI:NL:RBDHA:2023:16258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
30 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/639828 / FA RK 22-8583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige in het kader van gezag en omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 13 december 2022 was ingekomen. De zaak betreft de vernietiging van de erkenning van de minderjarige [minderjarige01] door de juridische vader, [naam03], en de verlening van vervangende toestemming aan de man, [naam01], om [minderjarige01] te erkennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader de erkenning van [minderjarige01] nietig heeft verklaard, omdat de moeder, [naam02], in redelijkheid niet tot het verlenen van toestemming tot erkenning aan haar partner heeft kunnen komen. De rechtbank hanteert hierbij de minder strikte maatstaf, omdat de moeder de man in de waan heeft gelaten dat hij de biologische vader was. De rechtbank heeft ook de belangen van de minderjarige in overweging genomen en geconcludeerd dat de erkenning door de juridische vader niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft de man toestemming verleend om [minderjarige01] te erkennen, onder de voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning onherroepelijk is geworden. Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld waarbij [minderjarige01] een dag per week bij de man zal zijn, in onderling overleg te bepalen. De rechtbank heeft de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd en het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over [minderjarige01] te verkrijgen afgewezen, omdat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-8583
Zaaknummer: C/09/639828
Datum beschikking: 30 oktober 2023

Vernietiging erkenning, vervangende toestemming erkenning, gezag, omgang

Beschikking op het op 13 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[naam01] ,

de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. van Harskamp te Utrecht.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam02] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. J.W. Stok te Delft.

[naam03] ,

de (juridisch) vader,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. J.W. Stok te Delft.
en

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] ,

de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door mr. [bijzondere curator01] advocaat te [plaats01] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het (gewijzigde) verzoekschrift;
- een F9-formulier van 23 februari 2023 van de bijzondere curator;
- het verslag van de bijzondere curator, ingekomen op 6 juni 2023;
- een F9-formulier van de moeder van 13 juni 2023;
- een reactie op het verslag van de bijzondere curator tevens gewijzigd verzoekschrift van de man van 19 juni 2023;
- een brief van 21 september 2023 van de man met een nadere aanvulling/invulling (wijziging) van het verzoek;
- het verweerschrift.
Op 2 oktober 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat, de moeder en de juridische vader met hun advocaat, de bijzondere curator en [medewerker RvdK01] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Feiten

  • De man en de moeder hebben in de periode dat [minderjarige01] is verwekt geslachtsgemeenschap gehad.
  • Uit de moeder is op [geboortedatum01] 2022 [minderjarige01] geboren.
  • De juridische vader, met wie de moeder 13 jaar een relatie heeft, heeft [minderjarige01] met toestemming van de moeder erkend op [datum01] 2022. De ouders hebben gekozen voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam01]
  • De juridische vader en de moeder oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige01] uit.
  • De juridische vader en de moeder hebben samen nog twee dochters van twaalf en negen jaar oud.
  • [minderjarige01] verblijft bij de juridische vader en de moeder.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 10 januari 2023 is mr. [bijzondere curator01] voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.
  • Bij beschikking van 13 februari 2023 van deze rechtbank is een voorlopige omgangsregeling tussen de man en [minderjarige01] vastgesteld waarbij [minderjarige01] bij de man verblijft elke vrijdag van 10.00 uur tot 14.00 uur.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt – na wijziging – tot:
  • verklaring voor recht dat de erkenning van [minderjarige01] door de juridisch vader nietig is;
  • verlenen van vervangende toestemming aan de man, welke de toestemming van de moeder vervangt, om [minderjarige01] te erkennen;
  • verklaring voor recht dat de juridisch vader nooit gezag over [minderjarige01] heeft gehad;
  • bepaling dat de man samen met de moeder wordt belast met het gezamenlijk gezag over [minderjarige01] ;
  • vaststelling van een omgangs- c.q. zorgregeling waarbij [minderjarige01] bij de man is:
o tot [minderjarige01] twee jaar is twee keer per week van 9.00 uur tot 17.30 uur (voor het eten) dan wel tot 19.00 uur (na het eten) op door de rechtbank te bepalen dagen, niet zijnde woensdag en/of vrijdag en bij voorkeur tijdens het weekend;
o vanaf de tweede verjaardag van [minderjarige01] , om de week van vrijdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur en de andere week op vrijdag 10.00 uur tot 19.00 uur;
feestdagen:
o tot [minderjarige01] twee jaar oud is, tijdens Kerst en Oud & Nieuw van 10.00 uur tot 19.00 uur (in onderling overleg af te stemmen uiterlijk in de maand september);
o vanaf dat [minderjarige01] twee jaar oud is de helft van alle feestdagen (in onderling overleg af te stemmen uiterlijk in de maand september);
vakanties:
o tot [minderjarige01] twee jaar is conform bovenstaande regeling. Indien de moeder en haar partner met [minderjarige01] langer dan een week op vakantie gaan, worden gemiste dagen in onderling overleg gecompenseerd;
o vanaf dat [minderjarige01] twee jaar oud is de helft van alle schoolvakanties (in onderling overleg af te stemmen uiterlijk in de maand september),
waarbij het halen en brengen door partijen wordt gedeeld. Vanaf dat [minderjarige01] een weekend bij de man verblijft, zal de man hem ophalen en terugbrengen,
althans een regeling die de rechtbank juist acht, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Beoordeling

Nietigheid/vernietiging erkenning
De man verzoekt voor recht te verklaren dat de erkenning van [minderjarige01] door de juridische vader nietig is. De rechtbank overweegt dat de erkenning van [minderjarige01] op zichzelf niet nietig was. De erkenning kan hoogstens worden aangetast op grond van artikel 1:205 BW.
Krachtens artikel 1:205 BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank slechts worden ingediend door het kind zelf, door de erkenner, door de moeder en door het openbaar ministerie. De verwekker heeft geen zelfstandige rechtsingang om een dergelijk verzoek in te dienen. Dat neemt niet weg dat onder omstandigheden een door een ander dan de verwekker gedane erkenning door de verwekker aangetast kan worden, gelet op het volgende. In de jurisprudentie zijn daaromtrent twee maatstaven ontwikkeld.
In de eerste plaats de minder strikte maatstaf in de gevallen waarin de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen. Daarbij dient de vraag te worden beantwoord of de moeder in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan een ander heeft kunnen komen, daarbij in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder, telkens in verband met de belangen van het kind.
In de tweede plaats de strikte maatstaf in de gevallen waarin de verwekker om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, maar dit heeft nagelaten. In dat geval kan de verwekker met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van de minderjarige door een ander aantasten, indien deze toestemming is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386).
Evenals de bijzondere curator is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de minder strikte maatstaf dient te worden gehanteerd. Daarbij betrekt de rechtbank het feit dat de moeder [minderjarige01] een dag na zijn geboorte al heeft laten erkennen door haar partner terwijl de moeder de man in de waan heeft gelaten, zowel voor als na de geboorte van [minderjarige01] , dat de man [minderjarige01] mocht erkennen en hij daarom ook redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat erkenning door de partner van de moeder, de juridisch vader, zou plaatsvinden.
Bij de beantwoording van de vraag of de moeder in redelijkheid tot het verlenen van toestemming tot erkenning aan haar partner heeft kunnen komen, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Een kind en zijn verwekker hebben er in beginsel recht op en belang bij dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. De wetgever hecht eraan dat, indien en voor zover mogelijk, de juridische situatie aansluit bij de biologische situatie, nu dit wezenlijk is voor de identiteitsontwikkeling van kinderen.
De moeder stelt dat haar belang om [minderjarige01] te laten erkennen door haar partner erin is gelegen dat de relatie tussen de moeder en haar partner stabiel is en dat haar partner de vader is van haar twee dochters. Haar partner heeft een vaderrol voor [minderjarige01] . Volgens de moeder was het voor haar een logische stap om [minderjarige01] door haar partner te laten erkennen. De moeder heeft daarbij tijdens de zitting gezegd dat ze aanvankelijk dacht dat haar partner de biologische vader was van [minderjarige01] en dat zij ook daarom haar partner toestemming heeft gegeven voor erkenning van [minderjarige01] .
De bijzondere curator betoogt dat hoewel de moeder wist dan wel had kunnen vermoeden dat de man de biologische vader is van [minderjarige01] , van belang is dat de moeder al jarenlang een relatie heeft met haar partner en samen met hem twee dochters heeft. Gelet op de gezinssituatie en het belang deze intact te houden, meent de bijzondere curator dat de moeder in redelijkheid aan haar partner toestemming heeft kunnen geven om [minderjarige01] te mogen erkennen. Dit betekent volgens de bijzondere curator dat de man de erkenning van [minderjarige01] niet kan aantasten. De bijzondere curator meent dat als [minderjarige01] ouder is, hij zelf de afweging kan maken of de erkenning door de partner vernietigd moet worden zodat hij kan worden erkend door zijn biologische vader. De bijzondere curator doet daarom geen zelfstandig verzoek tot vernietiging van de erkenning.
De Raad adviseert [minderjarige01] zo snel mogelijk voor te lichten over zijn afstamming. Problemen bij kinderen ontstaan vaak doordat statusvoorlichting op de lange baan wordt geschoven. Het is belangrijk voor kinderen om te weten van wie zij afstammen en dit moet op een zo jong mogelijke leeftijd gebeuren. De Raad geeft partijen mee zich te melden bij Centrum voor Jeugd en Gezin wanneer zij hulp nodig hebben bij het voorlichten van [minderjarige01] en zijn zussen over de situatie.
De rechtbank constateert dat de betrokkenen een ander standpunt hebben ingenomen over hoe het belang van [minderjarige01] moet worden geduid en welke beslissing in zijn belang is. De rechtbank oordeelt als volgt. Gelet op de appberichten die zijn gewisseld tussen de man en de moeder tijdens de zwangerschap en tijdens en vlak na de bevalling had de moeder naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst moeten twijfelen over het vaderschap van haar partner en eerst een DNA-test moeten laten afnemen voordat zij haar partner toestemming tot erkenning gaf. Voor de bevalling van [minderjarige01] heeft de moeder al toegezegd aan de man dat zij een DNA-test zou laten doen. De twijfel over het vaderschap bestond dus al bij de moeder tijdens de zwangerschap. De moeder en haar partner en ook de bijzondere curator hebben naar voren gebracht dat de stabiliteit binnen het gezin in gevaar komt als de erkenning van [minderjarige01] wordt vernietigd. De rechtbank overweegt daarover dat de moeder zelf willens en wetens het risico heeft genomen dat de man en niet haar partner de biologische vader is van [minderjarige01] . Zij had de man en haar partner eerder op de hoogte moeten stellen over haar twijfel en met hen moeten bespreken wat in het belang van [minderjarige01] zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is het belang van de moeder bij erkenning door haar partner ondergeschikt aan het hiervoor omschreven belang van de man en [minderjarige01] bij erkenning van hun biologische band.
De overige omstandigheden die de moeder heeft aangevoerd, te weten dat de zij de reactie van haar dochters vreest op het feit dat [minderjarige01] een andere vader heeft, het feit dat [minderjarige01] niet de geslachtsnaam [geslachtsnaam01] zal hebben als de erkenning wordt vernietigd en dat [minderjarige01] dus een andere achternaam zal hebben dan zijn zussen en de stelling van de moeder dat zij niet goed haar wil kon bepalen omdat zij haar medicatie voor ADHD niet slikte tijdens de zwangerschap, zijn in dit kader onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te komen. [minderjarige01] gaat al enige tijd regelmatig naar de man in het kader van een omgangsregeling. De vernietiging van de erkenning door de juridisch vader brengt daar geen verandering in. Aan de kinderen in het gezin zal sowieso uitgelegd moeten worden waarom [minderjarige01] regelmatig naar de man gaat. De rechtbank is bovendien van oordeel dat vernietiging van de erkenning niet af hoeft te doen aan de huidige gezinssituatie van de moeder. De man heeft duidelijk gesteld tevreden te zijn over het feit dat [minderjarige01] in het gezin van de moeder en de juridisch vader opgroeit en niets aan die situatie te willen veranderen. Weliswaar brengt de vernietiging van de erkenning met zich mee dat [minderjarige01] niet zonder nadere juridische procedures de geslachtsnaam [geslachtsnaam01] zal kunnen dragen, maar [minderjarige01] kan tot die tijd wel de geslachtsnaam van de moeder dragen. De rechtbank ziet dit niet als zodanige inbreuk op de belangen van [minderjarige01] dat dit moet leiden tot de instandhouding van de erkenning van [minderjarige01] door de juridisch vader. Dat de stelling van de moeder dat het niet nemen van ADHD medicatie heeft geleid tot de omstandigheid dat zij niet haar wil kon bepalen acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk.
De rechtbank is verder van oordeel dat het niet aan [minderjarige01] overgelaten kan worden om zelf een beslissing te nemen over de erkenning als hij ouder is, zoals door de bijzondere curator voorgesteld. De rechtbank acht dit een te grote belasting voor [minderjarige01] en acht dit daarom niet in zijn belang. Dit zal mogelijk een loyaliteitsconflict opleveren en de rechtbank wil [minderjarige01] niet in die positie brengen.
Alles in overweging nemende komt de rechtbank tot het oordeel dat de moeder in redelijkheid niet tot het verlenen van toestemming tot erkenning aan haar partner heeft kunnen komen. De rechtbank zal de erkenning door de partner van de moeder daarom vernietigen.
Vervangende toestemming erkenning
De volgende vraag die voorligt is of aan de man op grond van het bepaalde in artikel 1:204 lid 3 aanhef en onder a BW vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige01] moet worden verleend.
Het uitgangspunt is dat vervangende toestemming wordt verleend, tenzij hierdoor de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind worden geschaad of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt. Dit zou onder meer het geval kunnen zijn wanneer de moeder ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is het kind het stabiele opvoedingsklimaat te geven, dat het nodig heeft. Enige weerstand van de kant van de moeder is onvoldoende om het verzoek af te kunnen wijzen.
De moeder stelt dat de stabiliteit in haar gezin gevaar loopt indien [minderjarige01] door de man wordt erkend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder onvoldoende gesteld om af te wijken van het uitgangspunt dat de biologische band tussen een kind en zijn verwekker wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. De moeder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat haar belangen bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige01] door een erkenning van [minderjarige01] door de man worden geschaad of dat er ten gevolge van die erkenning reële risico’s voor [minderjarige01] zijn dat hij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Weliswaar is gebleken van omstandigheden die bij de moeder onrustgevoelens teweegbrengen, maar dit is onvoldoende om te concluderen dat voormelde risico’s reëel zijn en zich in dit geval zullen voordoen. Het belang van de man en [minderjarige01] bij erkenning van hun biologische band weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het belang van de moeder bij nieterkenning van [minderjarige01] door de man. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de man tot vervangende toestemming tot erkenning toe.
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige01] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank dankt de bijzondere curator voor haar inzet en beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Gezag
De rechtbank overweegt dat door de vernietiging van de erkenning van [minderjarige01] het gezamenlijk gezag dat de moeder en haar partner over [minderjarige01] hebben, eindigt zodra deze beslissing onherroepelijk is geworden. Het verzoek van de man om voor recht te verklaren dat de partner van de moeder nooit gezag over [minderjarige01] heeft gehad, wordt afgewezen.
Artikel 1:253c, eerste lid, BW, bepaalt dat de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren, heeft uitgeoefend de rechtbank kan verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Het verzoek wordt blijkens het tweede lid van dit artikel slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank acht het op dit moment niet in het belang van [minderjarige01] om de man samen met de moeder met het gezag over hem te belasten. Hoewel de rechtbank niet van oordeel is dat [minderjarige01] klem of verloren zal raken tussen zijn ouders indien zij samen het gezag over hem uitoefenen, acht de rechtbank het anderszins niet in zijn belang om de man mede met het gezag over hem te belasten. De man is niet de primaire verzorger van [minderjarige01] en hij is niet betrokken bij de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige01] . Door de man mede met het gezag over [minderjarige01] te belasten komt het gezin van de moeder mogelijk onder druk te staan, wat moet worden voorkomen. Dit betekent dat het verzoek van de man om hem samen met de moeder met het gezag over [minderjarige01] te belasten wordt afgewezen en, nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, de moeder alleen met het gezag over [minderjarige01] zal zijn belast.
Omgangsregeling
Op grond van artikel 1:377a BW heeft het kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd het recht op omgang.
De rechter ontzegt het recht op omgang slechts indien:
  • omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
  • de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
  • het kind dat twaalf jaar of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen de omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
  • omgang anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
De man heeft sinds februari 2023 wekelijks contact met [minderjarige01] . De man is van mening dat uitbreiding van de huidige voorlopige regeling passend is. Het is van belang dat jonge kinderen zich kunnen hechten aan hun ouders. Daarvoor is minimaal een keer per vier dagen contact van belang, aldus de vader.
De moeder maakt bezwaar tegen uitbreiding van de omgangsregeling. Zij stelt dat partijen een evenwicht moeten vinden tussen de belangen van de man, [minderjarige01] en de stabiliteit van het gezin van moeder. De moeder verzoekt daarom een regeling vast te stellen waarbij [minderjarige01] bij de man is eenmaal per twee weken een dagdeel, althans een regeling zoals de rechtbank juist acht.
De Raad adviseert een minimale omgangsregeling vast te stellen om de rust binnen het gezin van de moeder te bewaren. De moeder en de man zijn al ver gekomen door samen een regeling af te spreken. Dat is goed voor de vorming van de identiteit van [minderjarige01] .
De rechtbank zal een regeling vaststellen waarbij [minderjarige01] een dag per week bij de man is. De ene week op een doordeweekse dag, niet zijnde woensdag of vrijdag (in verband met de opleiding van de man) en de andere week in het weekend, zodat de dochter van de man ook tijd met haar halfbroertje kan doorbrengen. De moeder en de man kunnen in onderling overleg afspreken welke dagen dit zullen zijn, zodat ook rekening gehouden kan worden met de gastouderopvang, zoals door de moeder verzocht. De rechtbank begrijpt dat de man zoveel mogelijk contact wil met [minderjarige01] maar zij acht de door de man verzochte vorm en frequentie van omgang nu niet in het belang van [minderjarige01] . De rechtbank hecht veel belang aan het kerngezin waarin [minderjarige01] opgroeit en de mogelijkheid voor [minderjarige01] om de weekenden en de feestdagen zoveel mogelijk met het gezin door te brengen. Op de zitting heeft de moeder toegezegd dat de omgangsregeling in onderling overleg uitgebreid kan worden. Hierbij moet goed in het oog gehouden worden wat [minderjarige01] aankan. De rechtbank geeft partijen in overweging om [minderjarige01] op termijn ook te laten overnachten bij de man.

Beslissing

De rechtbank:
vernietigt de erkenning van de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2022 te [geboorteplaats01] , door [naam03] , geboren op [geboortedatum02] 1984 te [geboorteplaats01] ;
*
verleent de man, [naam01] , geboren op [geboortedatum03] 1983 te [geboorteplaats02] ,
- onder de voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning onherroepelijk is geworden -
toestemming, die de toestemming van de moeder, [naam02] , geboren op [geboortedatum04] 1986 te [geboorteplaats03] , vervangt, tot erkenning van voornoemde minderjarige;
*
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
*
bepaalt dat [minderjarige01] bij de man zal zijn een dag per week, de ene week op een doordeweekse dag, niet zijnde woensdag of vrijdag, en de andere week in het weekend, in onderling overleg te bepalen, waarbij brengen en ophalen wordt gedeeld, en verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 30 oktober 2023.