In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 13 december 2022 was ingekomen. De zaak betreft de vernietiging van de erkenning van de minderjarige [minderjarige01] door de juridische vader, [naam03], en de verlening van vervangende toestemming aan de man, [naam01], om [minderjarige01] te erkennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de juridische vader de erkenning van [minderjarige01] nietig heeft verklaard, omdat de moeder, [naam02], in redelijkheid niet tot het verlenen van toestemming tot erkenning aan haar partner heeft kunnen komen. De rechtbank hanteert hierbij de minder strikte maatstaf, omdat de moeder de man in de waan heeft gelaten dat hij de biologische vader was. De rechtbank heeft ook de belangen van de minderjarige in overweging genomen en geconcludeerd dat de erkenning door de juridische vader niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft de man toestemming verleend om [minderjarige01] te erkennen, onder de voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning onherroepelijk is geworden. Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld waarbij [minderjarige01] een dag per week bij de man zal zijn, in onderling overleg te bepalen. De rechtbank heeft de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd en het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over [minderjarige01] te verkrijgen afgewezen, omdat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn.