ECLI:NL:RBDHA:2023:16252
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van kinderen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat is ingediend door eiser, die zich beklaagde over het feit dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op de aanvraag van zijn kinderen voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 20 juni 2022 ingediend, maar de staatssecretaris had tot op dat moment geen besluit genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden.
De rechtbank heeft overwogen dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser had dit gedaan, maar de rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend. Dit was het gevolg van de inwerkingtreding van WBV 2022/22, die de beslistermijnen voor asielaanvragen had verlengd. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag van de kinderen van eiser onder deze regeling viel, waardoor de beslistermijn met negen maanden was verlengd. De staatssecretaris had dus tot 20 september 2023 de tijd om te beslissen.
Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 6 juni 2023 was ingediend, was deze niet geldig, omdat de termijn nog niet was verstreken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier O.G. Hulsman, en werd op 20 september 2023 openbaar gemaakt.