ECLI:NL:RBDHA:2023:16210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/651782 / HA ZA 23-694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident voeging in erfgenamenzaak met vordering tot verdeling en verkoop van woning

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 oktober 2023, is een incident tot voeging behandeld in een civiele procedure betreffende de nalatenschap van een overleden erflater. De eiseres, die samen met de eiser in het incident erfgenaam is, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, die als bewindvoerders van de erflater hebben gefunctioneerd. De eiseres stelt dat de gedaagden grote bedragen van de bankrekeningen van de erflater hebben onttrokken en vordert dat de woning van de gedaagden wordt verdeeld en verkocht. De eiser in het incident heeft verzocht zich aan de zijde van de eiseres te voegen, omdat hij belang heeft bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser in het incident een rechtens te respecteren belang heeft bij voeging, aangezien hij nadelige gevolgen kan ondervinden van een ongunstige uitkomst voor de eiseres. De rechtbank heeft de vordering tot voeging toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal op 29 november 2023 worden voortgezet met het nemen van de conclusie van antwoord door de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/651782 / HA ZA 23-694
Vonnis in incident van 18 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres]te [plaats 1],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.A.J. Raaijmaakers te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden te [plaats 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. R.J. van de Leur te Haarlem,
en
[eiser i.h. incident]te [plaats 3],
eiser in het incident,
advocaat mr. P.F.P. Nabben te Haarlem.
Partijen worden hierna respectievelijk [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [eiser i.h. incident] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 31 juli 2023, met producties 1 tot en met 4;
  • de incidentele conclusie tot voeging van [eiser i.h. incident];
  • de akte rectificatie tevens houdende antwoord in incident tot voeging van [eiseres];
  • de antwoord akte in het incident van [gedaagde 1] en [gedaagde 2];
  • het B16-formulier van [eiser i.h. incident], met het aangepaste voorblad van de incidentele conclusie tot voeging.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald in het incident.

2.Inleiding

2.1.
Op 19 november 2015 is overleden [naam] (hierna: erflater). [eiseres] en [eiser i.h. incident] zijn de twee kinderen en erfgenamen van erflater.
2.2.
[gedaagde 1] is van 2 oktober 2014 tot aan het overlijden van erflater bewindvoerder geweest over het vermogen van erflater. Gedurende de periode van bewind was erflater opgenomen in een verpleeghuis in Friesland.
2.3.
[eiseres] stelt dat [gedaagde 1] als bewindvoerder van erflater grote bedragen aan de bankrekeningen van erflater heeft onttrokken. Hierover hebben [eiseres] enerzijds (als eiseres) en [gedaagde 1] en [eiser i.h. incident] anderzijds (als gedaagden) bij deze rechtbank een procedure gevoerd. Zij zijn tot een regeling gekomen die op 17 juni 2019 is vastgelegd in een proces-verbaal. Onderdeel van deze regeling is dat [gedaagde 1] binnen vier weken een bedrag van € 233.000 betaalt aan de boedel van erflater. Het proces-verbaal is op 24 juli 2019 aan [gedaagde 1] betekend, maar hij heeft het bedrag van € 233.000 niet betaald. Daarom hebben [eiseres] en [eiser i.h. incident] in 2021 gezamenlijk opdracht gegeven tot het leggen van executoriaal beslag namens de boedel op de woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
2.4.
Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gezamenlijk eigenaar zijn van de woning, ieder voor de onverdeelde helft, is het niet tot een executie gekomen. [eiseres] en [eiser i.h. incident] hebben geen notaris kunnen vinden die de executoriale veiling ter hand wil nemen.

3.De vordering en de grondslag daarvan

3.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak, kort gezegd, veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om over te gaan tot verdeling van hun woning ten overstaan van de notaris en veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot verkoop van de woning.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Op grond van het bepaalde in artikel 3:171 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is [eiseres] bevoegd om de vordering namens de nalatenschap van erflater in te stellen. [eiseres] is als schuldeiser van een deelgenoot bevoegd om zijn aandeel in de woning uit te winnen (artikel 3:175 lid 3 BW). Ingevolge artikel 3:180 BW kan een schuldeiser, die een opeisbare vordering op een deelgenoot in een gemeenschap heeft, verdeling van de gemeenschap vorderen. [eiseres] doet een beroep op het bepaalde in artikel 3:185 lid 2 onder c BW, op grond waarvan zij de mogelijkheid heeft om te vorderen dat de woning van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zal worden verkocht, met dien verstande dat de vordering van [eiseres] (namens de nalatenschap) kan worden voldaan uit de helft van de netto-opbrengst van de woning. Op grond van artikel 3:185 lid 1 en 2 BW vordert [eiseres], voor het geval [gedaagde 2] het aandeel van de woning van [gedaagde 1] niet zelf wil overnemen, dat de woning aan een derde wordt verkocht.
3.3.
[eiser i.h. incident] vordert in het incident dat hem wordt toegestaan zich in de hoofdzaak aan de zijde van [eiseres] te voegen. [eiser i.h. incident] voert daartoe het volgende aan. [eiser i.h. incident] heeft in zijn hoedanigheid van mede-erfgenaam belang bij toewijzing van de vorderingen. Voor toewijzing van de vorderingen is noodzakelijk dat die door de erfgenamen gezamenlijk worden ingesteld. De verhouding tussen [eiser i.h. incident] en [eiseres] is verstoord, maar [eiser i.h. incident] heeft er belang bij dat de verdeling plaats vindt en dat [gedaagde 1] de nalatenschap betaalt. Daarom steunt [eiser i.h. incident] de door [eiseres] ingestelde vorderingen gericht op verdeling en moet de vordering van [eiseres] geacht te zijn ingediend mede namens [eiser i.h. incident]. [eiser i.h. incident] zal mogelijk nadelige gevolgen ondervinden van de afwijzing van de vorderingen van [eiseres]. Daarmee is zijn belang gegeven. Het nadeel ligt niet alleen besloten in de omstandigheid dat de vordering mede namens [eiser i.h. incident] moet worden ingesteld, maar ook in de omstandigheid dat de verhouding tussen [eiser i.h. incident] en [eiseres] is verstoord en er geen informatie wordt gedeeld over de gang van zaken. Door voeging wordt voorkomen dat [eiser i.h. incident] als mede-erfgenaam belangrijke informatie mist over de (voortgang in de) gevorderde verdeling van de woning van [gedaagde 1], wat uiteindelijk moet leiden tot betaling aan [eiser i.h. incident] en [eiseres]. Hieruit volgt dat [eiser i.h. incident] er recht op en belang bij heeft om zich te voegen bij [eiseres].
3.4.
[eiseres] voert verweer tegen de gevorderde voeging.
3.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] refereren zich ten aanzien van de gevorderde voeging aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Ieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)). Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering of het gezag van gewijsde van in de uitspraak in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de voeging vordert (zie Hoge Raad 14 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2833 en Hoge Raad 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1602).
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen.
Uit de stellingen die [eiser i.h. incident] aan zijn vordering ten grondslag legt, valt voldoende af te leiden dat [eiser i.h. incident] een rechtens te respecteren belang als bedoeld in artikel 217 Rv heeft bij voeging aan de zijde van [eiseres]. Voor het aannemen van een zodanig belang is immers voldoende dat [eiser i.h. incident] nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor [eiseres]. Vast staat dat [gedaagde 1] een bedrag van € 233.000 aan de nalatenschap van erflater moet betalen. [eiseres] heeft de vorderingen in de hoofdzaak ingesteld om betaling te bewerkstelligen. Hiermee staat vast dat [eiser i.h. incident], als erfgenaam van erflater, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst die ongunstig is voor [eiseres].
4.3.
De omstandigheid dat [eiseres] op grond van artikel 3:171 BW als deelgenoot gerechtigd is om ten behoeve van de nalatenschap van erflater als eisende partij op te treden tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] staat er niet aan in de weg dat [eiser i.h. incident] zich aan de zijde van [eiseres] voegt. De overige verweren van [eiseres] tegen de gevorderde voeging kunnen onbesproken blijven.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rolzitting van 29 november 2023 voor het nemen van de conclusie van antwoord door [gedaagde 1] en [gedaagde 2].
5.2.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
6.1.
staat [eiser i.h. incident] toe zich in de hoofdzaak aan de zijde van [eiseres] te voegen;
6.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 november 2023voor het nemen van de conclusie van antwoord door [gedaagde 1] en [gedaagde 2];
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 2339