ECLI:NL:RBDHA:2023:16190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/643857/KG RK 23-313
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid en misbruik van wrakingsrecht

In deze zaak heeft verzoeker op 21 april 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. H.J. Vetter, rechter bij de Rechtbank Den Haag. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was omdat hij een verzoek om een proces-verbaal van een eerdere zitting had afgewezen en omdat de rechter en de wederpartij elkaar kenden. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking buiten behandeling gelaten wegens misbruik van recht. De wrakingskamer overwoog dat verzoeker niet had gemotiveerd waarom de afwijzing van het proces-verbaal de onpartijdigheid van de rechter zou schaden. Bovendien was het wrakingsverzoek te laat ingediend, aangezien verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop van drie weken tussen de bekendwording van de omstandigheden en het indienen van het verzoek. De wrakingskamer concludeerde dat de procedurele beslissing van de rechter om geen proces-verbaal op te maken geen grond voor wraking kon zijn. De wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsrecht.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/44
zaak- /rekestnummer: C/09/643857 / KG RK 23-313
Beslissing van 21 april 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. H.J. Vetter,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 3 maart 2023;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 9 maart 2023, met bijgevoegd de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 9 februari 2023;
- de aanvullingen van het wrakingsverzoek van 19 maart 2023, 24 maart 2023, 28 maart 2023, 30 maart 2023 en 12 april 2023.
1.2.
Op 17 april 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Verzoeker is verschenen. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/635682 / HA RK 22-375 tussen verzoeker en mr. M. Wagter, in zijn hoedanigheid van griffier van de rechtbank. Verzoeker is in verzet gekomen tegen de beslissing tot heffing van griffierecht, omdat hij meent dat de dagvaarding ongeldig was en hij zodoende ten onrechte mondeling verweer heeft moeten voeren bij de kantonrechter. De mondelinge behandeling van het verzoek tot verzet heeft plaatsgevonden op 9 februari 2023.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, de daarna verstuurde aanvullingen daarop en de toelichting bij de mondelinge behandeling, - samengevat weergegeven - het volgende daaraan ten grondslag gelegd. Ten onrechte heeft de rechter zijn verzoek om een proces-verbaal van de zitting van 9 februari 2023 afgewezen en mr. M. Wagter en de rechter zijn bekenden van elkaar. Volgens verzoeker is de rechter hierom vooringenomen en niet onafhankelijk.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De wraking van de wrakingskamer

3.1.
Op de wrakingszitting heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt omdat de voorzitter, op de vraag of verzoeker een proces-verbaal van de zitting van de wrakingskamer mag ontvangen, heeft aangegeven dat verzoeker op 1 mei 2023 een uitspraak kan verwachten.
3.2.
De wrakingskamer kan in het geval van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken doordat eerst de zittingsrechter en vervolgens de wrakingskamer worden gewraakt, mede ter voorkoming van ongerechtvaardigd oponthoud, in geval van evident misbruik van recht het verzoek tot wraking buiten behandeling laten zonder de zaak in handen van een andere wrakingskamer te stellen (zie onder meer HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2038). De wrakingskamer ziet hiertoe aanleiding. Daartoe neemt de wrakingskamer in aanmerking dat op grond van artikel 4.9 van het Wrakingsprotocol van rechtbank Den Haag geen proces-verbaal van de wrakingszitting hoeft te worden opgemaakt en dat de zittingsaantekeningen enkel voor intern gebruik zijn. Verzoeker heeft bovendien niet gemotiveerd waarom de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen lijden als gevolg van het niet-verstrekken van een proces-verbaal. Ten slotte heeft verzoeker bij e-mails van 30 maart 2023 ook voorafgaand aan de zitting de wrakingskamer gewraakt (welk verzoek tot wraking buiten behandeling is gelaten). Het nieuwe verzoek kan dan ook in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als de aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Om die reden laat de wrakingskamer dit verzoek buiten behandeling vanwege misbruik van recht.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat een rechter alleen gewraakt kan worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
4.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeker aangevoerde omstandigheid dat de wederpartij en de rechter elkaar kennen is aan hem bekend geworden voorafgaand aan dan wel op de zitting van 9 februari 2023. Het wrakingsverzoek is pas gedaan op 3 maart 2023. Voor het tijdsverloop van drie weken heeft verzoeker geen redelijke verklaring gegeven. Verzoeker is daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek, voor zover het deze wrakingsgrond betreft. Aan een inhoudelijke beoordeling van deze wrakingsgrond komt de wrakingskamer daarom niet toe.
4.3.
Voor zover verzoeker de rechter vooringenomen vindt omdat deze geweigerd heeft een proces-verbaal van de zitting van 9 februari 2023 op te maken, overweegt de wrakingskamer dat dit een procedurele beslissing is. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de beslissing. Dit betekent dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de procesbeslissing, niet toewijsbaar is. Ook overigens heeft verzoeker hieromtrent niets aangevoerd dat tot het oordeel leidt dat sprake is van (schijn van) partijdigheid.
4.4.
Verzoeker heeft voorafgaand aan de wrakingszitting bij e-mails van 30 maart 2023 en op de wrakingszitting een wrakingsverzoek gedaan. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor zover het de wrakingsgrond onder 4.2 betreft;
5.2.
wijst het verzoek tot wraking voor het overige af;
5.3.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1. vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
5.4.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
5.5.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter;
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, G.P. Kleijn en S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C. de Grauw en in het openbaar uitgesproken op
21 april 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.