ECLI:NL:RBDHA:2023:16185

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/643526/KG RK 23-290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen mr. M.S. Vonck, de rechter die belast was met de hoofdzaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter procedurele beslissingen had genomen die verzoekster benadeelden. Verzoekster had in de hoofdzaak, waarin zij haar zussen als executeurs van de nalatenschap van hun vader wilde wraken, aangevoerd dat de rechter onterecht had besloten dat de zitting in Den Haag met beveiliging moest plaatsvinden. Verzoekster stelde dat zij al eerder door de rechtbank was benadeeld en dat er geen objectieve redenen waren voor de aanwezigheid van beveiliging.

De rechtbank oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er bijzondere omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een procedurele beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat niet toe dat een wrakingsverzoek wordt gebruikt als een verkapt rechtsmiddel tegen een procedurele beslissing. De wrakingskamer kwam tot de conclusie dat er geen reden was om het verzoek tot wraking toe te wijzen en dat de behandeling van de hoofdzaak moest worden voortgezet.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de zaak in de stand gelaten waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/38
zaak- /rekestnummer: C/09/643526 / KG RK 23-290
Beslissing van 2 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. M.S. Vonck,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 20 februari 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10263147 EJ VERZ 23-80004 (hierna: de hoofdzaak) tussen verzoekster en haar zussen, [wederpartij in de hoofdzaak] . In de hoofdzaak heeft verzoekster verzocht om ontslag van haar zussen als executeurs in de nalatenschap van hun vader, [erflater] . De hoofdzaak wordt behandeld door de rechter, werkzaam bij team Kanton, locatie Leiden.
2.2.
Uit het dossier in de hoofdzaak blijkt dat op 9 februari 2023 een mondelinge behandeling was gepland. Per e-mail van 6 februari 2023 is aan partijen bericht dat de rechter heeft beslist dat er beveiliging aanwezig moet zijn ter zitting en dat de zitting daarom op de locatie Den Haag (in plaats van op de zittingslocatie Leiden) moet plaatsvinden. In de e-mail staat verder dat de zitting op 9 februari 2023 daarom niet door zal gaan, maar zal plaatsvinden op 9 maart 2023 in Den Haag.
2.3.
Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat de rechtbank Den Haag haar al drie keer zwaar heeft benadeeld en al zeven keer heeft belasterd. Ze stelt dat ze wettelijk recht had op schadevergoeding, maar dat ze deze in 2020 niet kreeg van een andere rechter. Volgens verzoekster volgden zware maatregelen op frauduleuze e-mails, waarvan de inhoud op een kopie was veranderd of het e-mailadres niet van haar afkomstig was. Om die reden wil verzoekster geen enkele zaak ooit nog in Den Haag afhandelen. Volgens verzoekster handelen haar zussen de nalatenschap van hun vader niet goed af en zijn het huis en de inboedel van hun vader op 9 maart 2023 al verkocht of vergeven. Dan is hun executeurschap volgens verzoekster achter de rug, is verzoekster gedupeerd en dat is dan niet meer terug te draaien. Volgens verzoekster mochten haar zussen de zitting van 9 februari 2023 verplaatsen en komt er een bewaker bij, terwijl er helemaal geen contact of bedreiging is geweest. Volgens verzoekster heeft de rechter duidelijk in haar nadeel besloten en wraakt zij haar om die reden. Verzoekster wil dat er een zitting komt voordat het huis of de inboedel zijn verkocht of vergeven en die zitting mag niet in Den Haag en ook niet in het bijzijn van een bewaker plaatsvinden.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoekster vindt de rechter vooringenomen omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen. De rechter heeft besloten dat de zitting in Den Haag in aanwezigheid van beveiliging moet plaatsvinden. Volgens verzoekster heeft zij daarmee in haar nadeel besloten. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt echter mee dat een rechterlijke procedurele beslissing of tussenbeslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de procedurele beslissing of tussenbeslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is.
3.3.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling van een wrakingsverzoek is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
  • verzoekster;
  • de wederpartijen in de hoofdzaak ( [wederpartij in de hoofdzaak] );
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, S.M. Krans en R. Cats, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.