Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoekster;
- de wederpartijen in de hoofdzaak ( [wederpartij in de hoofdzaak] );
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen mr. M.S. Vonck, de rechter die belast was met de hoofdzaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter procedurele beslissingen had genomen die verzoekster benadeelden. Verzoekster had in de hoofdzaak, waarin zij haar zussen als executeurs van de nalatenschap van hun vader wilde wraken, aangevoerd dat de rechter onterecht had besloten dat de zitting in Den Haag met beveiliging moest plaatsvinden. Verzoekster stelde dat zij al eerder door de rechtbank was benadeeld en dat er geen objectieve redenen waren voor de aanwezigheid van beveiliging.
De rechtbank oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er bijzondere omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een procedurele beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat niet toe dat een wrakingsverzoek wordt gebruikt als een verkapt rechtsmiddel tegen een procedurele beslissing. De wrakingskamer kwam tot de conclusie dat er geen reden was om het verzoek tot wraking toe te wijzen en dat de behandeling van de hoofdzaak moest worden voortgezet.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de zaak in de stand gelaten waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.