ECLI:NL:RBDHA:2023:16182

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/643525/KG RK 23-289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tweede verzoek tot wraking van dezelfde kantonrechter zonder nieuwe feiten of omstandigheden

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan op een tweede verzoek tot wraking van de kantonrechter, mr. O. van der Burg, door verzoeker. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek dat op 24 februari 2023 door de wrakingskamer was afgewezen. In dat eerdere verzoek was verzoeker niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend en er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die een heroverweging rechtvaardigden. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker het middel van wraking misbruikte, wat leidde tot de beslissing dat een volgend verzoek niet in behandeling zou worden genomen.

Bij de beoordeling van het tweede verzoek tot wraking heeft de wrakingskamer vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft gepresenteerd die na het eerdere verzoek aan hem bekend zijn geworden. Gezien deze omstandigheden heeft de wrakingskamer verzoeker opnieuw niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De wrakingskamer baseerde deze beslissing op artikel 4, tweede lid, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank, dat bepaalt dat een verzoek tot wraking zonder behandeling kan worden afgewezen indien het een volgend verzoek betreft ten aanzien van dezelfde rechter, tenzij er nieuwe feiten zijn.

De wrakingskamer heeft ook bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak, waarin het wrakingsverzoek was ingediend, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023-37
zaak- /rekestnummer: C/09/643525 / KG RK 23-289
Beslissing van 1 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. O. van der Burg,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 26 februari 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 9965060 RL EXPL 22-10412 tussen Stichting Waarborgfonds Motorverkeer en verzoeker (hierna: de hoofdzaak).

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker voorafgaand aan het indienen van het verzoek ook al een verzoek heeft ingediend tot wraking van de kantonrechter in de hoofdzaak. Bij beslissing van 24 februari 2023 heeft de wrakingskamer:
  • het verzoek van verzoeker van 19 februari 2023 tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling gelaten, omdat zij van oordeel is dat verzoeker het middel van wraking voor een ander doel gebruikte dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren;
  • verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking van de kantonrechter, omdat het verzoek te laat is ingediend;
  • bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in die zaak niet in behandeling zal worden genomen, omdat sprake is misbruik.
3.2.
De wrakingskamer ziet daarin aanleiding om verzoeker in deze zaak niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Deze beslissing wordt gebaseerd op zowel sub f als sub g van artikel 4, tweede lid, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Deze bepalingen vormen daar ieder afzonderlijk voldoende grond voor. Sub f van voormeld artikel bepaalt dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds niet-ontvankelijk kan verklaren, indien het een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter betreft, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dergelijke feiten of omstandigheden zijn niet gesteld. Sub g van voormeld artikel bepaalt dat de wrakingskamer een verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds niet-ontvankelijk kan verklaren indien ten aanzien van verzoeker in een eerdere beslissing op een wrakingsverzoek is bepaald dat wegens misbruik een volgend verzoek niet in behandeling wordt genomen. Dat is hier het geval.
3.3.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.E. Bierling, S.M. Krans en R. Cats, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.