ECLI:NL:RBDHA:2023:16173

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/643236/KG RK 23-269
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard na einduitspraak in hoofdzaken

Op 22 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door [partij in de hoofdzaak]. Dit verzoek was gericht tegen mr. D.R. van der Meer, rechter in de rechtbank, en was ingediend op 13 februari 2023. Het wrakingsverzoek betrof verschillende hoofdzaken die aanhangig waren bij het team bestuursrecht van de rechtbank, waarbij verzoeker zelf partij was in sommige van deze zaken. De wrakingskamer heeft het verzoek als afzonderlijk aangemerkt voor elke persoon op wie de hoofdzaken betrekking hebben.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat in de hoofdzaken al einduitspraak was gedaan, wat betekent dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid van wraking na een einduitspraak. Hierdoor werd het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat de rechterlijke onpartijdigheid wordt vermoed, en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is. In dit geval was er geen reden voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek niet ontvankelijk was.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De wrakingskamer heeft bevolen dat een afschrift van de beslissing wordt toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder verzoeker, [partij in de hoofdzaak], de wederpartij in de hoofdzaken en de rechter.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023-34
zaak- /rekestnummer: C/09/643236 / KG RK 23-269
Beslissing van 22 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. D.R. van der Meer,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Op 13 februari 2023 heeft [partij in de hoofdzaak] (hierna: [partij in de hoofdzaak] ) per e-mail een wrakingsverzoek ingediend in verschillende hoofdzaken die aanhangig zijn bij team bestuursrecht van deze rechtbank. Deels is [partij in de hoofdzaak] zelf partij in deze hoofdzaken, deels hebben de hoofdzaken betrekking op andere personen, onder wie verzoeker.
1.2.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek per persoon op wie de hoofdzaken betrekking hebben aangemerkt als een afzonderlijk verzoek. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de hoofdzaken waarin verzoeker partij is, wordt in onderhavige beslissing, onder bovenvermeld wrakingsnummer en zaak-/rekestnummer, beslist.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt, blijkens voormelde e-mail tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 22/1197 en SGR 22/7186 tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Op de in de e-mail van 13 februari 2023 opgenomen lijst met nummers betreffende zaken van [partij in de hoofdzaak] zelf staat ook nog de zaak met nummer SGR 22-4576. Dit betreft echter een zaak waarin niet [partij in de hoofdzaak] maar verzoeker partij is. De wrakingskamer gaat er daarom vanuit dat het wrakingsverzoek van verzoeker ook betrekking op die zaak heeft. Ook in die zaak is het college van burgemeester en wethouders de wederpartij. De zaken met nummers SGR 22/1197, SGR 22/7186 en SGR 22-4576 worden hierna aangeduid als ‘de hoofdzaken’.
2.2.
Het verzoek is per e-mail ingediend door [partij in de hoofdzaak] en de inhoud van die e-mail luidt als volgt:
“L.S.,
Zoals aangegeven wraak ik dhr. Van der Meer in alle ondergenoemde zaken. Ook als er geen hoorzitting plaats vindt wraak ik dhr. Van der Meer. Dit betekent dat hij dus niet zomaar uitspraken mag doen zonder dat altijd het wrakingsverzoek wordt behandeld. De tegenstrijdigheid en bevooroordeeldheid heeft dit ons doen besluiten. Ik moet de zaak nummers noemen bij dezen hebt u dezen allemaal. Zoals aangegeven lijkt het ons verstandig dhr. Van der Meer niet meer op de zaken te zetten, maar dat is de keuzen die u hebt.
Cura ut valeas,
[partij in de hoofdzaak] ”
Onder deze tekst noemt [partij in de hoofdzaak] van vijf verschillende personen (onder wie hijzelf) nummers van zaken van die personen die bij de rechtbank, team bestuursrecht, in behandeling zijn.

3.De beoordeling

Vooraf
3.1.
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat [partij in de hoofdzaak] in het verleden heeft opgetreden als gemachtigde van onder meer verzoeker (zie ook Rechtbank Den Haag 10 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10436). Het is de wrakingskamer niet gebleken dat [partij in de hoofdzaak] ook in alle hoofdzaken (op dit moment) als gemachtigde van verzoeker optreedt. De wrakingskamer ziet echter aanleiding een inhoudelijk oordeel over de vraag of [partij in de hoofdzaak] al dan niet is gemachtigd verzoeker in deze wrakingsprocedure te vertegenwoordigen in het midden te laten.
Toetsingskader
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Inhoudelijke beoordeling
3.3.
In de hoofdzaken is al einduitspraak gedaan. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Het verzoek zal daarom kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.4.
Vorenstaande wordt niet anders door de omstandigheid dat verzoeker verzet heeft ingesteld of wellicht nog wil instellen tegen de uitspraken die in de hoofdzaken zijn gedaan. Een verzet wordt behandeld door een andere rechter dan de rechter die de uitspraak waartegen verzet wordt ingesteld heeft gedaan en in de verzetzaken is de rechter dus niet de behandelend rechter.
3.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • [partij in de hoofdzaak] ;
  • de wederpartij in de hoofdzaken;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.