ECLI:NL:RBDHA:2022:10436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
C/09/633984 / KG ZA 22-751
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen in communicatie tussen gedaagden en Gemeente Den Haag in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door de Gemeente Den Haag en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Haaglanden, samen met Argonaut Advies B.V. De eisers, gezamenlijk aangeduid als 'de Gemeente c.s.', vorderden ordemaatregelen tegen gedaagden die zich schuldig zouden maken aan onrechtmatige communicatie. De gedaagden, die als inwoners van de Gemeente gebruik maken van voorzieningen op basis van de Participatiewet en andere gemeentelijke verordeningen, werden beschuldigd van het indienen van herhaalde en beledigende klachten, het gebruik van dreigende taal en het verstoren van de normale gang van zaken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de manier waarop gedaagden communiceerden, zowel in frequentie als inhoud, onrechtmatig was. De rechter legde gedaagden een contactverbod op, waarbij zij gedurende een jaar niet meer dan twee keer per maand contact mochten opnemen met de Gemeente, en dat alleen via een specifiek aangewezen e-mailadres. Daarnaast werd gedaagde sub 1, die als gemachtigde optrad, verboden om dit gedurende twee jaar te doen. De rechter oordeelde dat de Gemeente c.s. voldoende spoedeisend belang hadden bij de gevraagde maatregelen, gezien het onacceptabele gedrag van gedaagden. De vorderingen van de Gemeente c.s. werden grotendeels toegewezen, met inachtneming van de rechten van gedaagden om bezwaar te maken tegen besluiten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/633984 / KG ZA 22-751
Vonnis in kort geding van 10 oktober 2022
in de zaak van

1.Gemeente Den Haag te Den Haag ,

2.
Gemeentelijke Gezondheidsdienst Haaglandente Den Haag ,
3.
Argonaut Advies B.V.te Utrecht,
eisers,
advocaat mr. H.A.E. van Soest te Zoetermeer,
tegen:

1.[gedaagde 1] te [woonplaats] ,

2.
[gedaagde 2]te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3]te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4]te [woonplaats] ,
5.
[gedaagde 5]te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. R. Verspaandonk te Den Haag .
Eiseressen worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de Gemeente c.s.’ en ieder afzonderlijk respectievelijk als ‘de Gemeente’, ‘de GGD’ en ‘Argonaut’. Gedaagden worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘gedaagden’ en ieder afzonderlijk als ‘gedaagde sub 1’, ‘gedaagde sub 2’, ‘gedaagde sub 3’, ‘gedaagde sub 4’ en ‘gedaagde sub 5’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij en nadien overgelegde producties;
- de door gedaagden overgelegde conclusie van antwoord met producties.
1.2.
Op 26 september 2022 is de mondelinge behandeling gehouden. Van de zijde van elk van de afzonderlijke eisers zijn vertegenwoordigers, alsmede hun advocaat verschenen. Van de zijde van gedaagden is alleen gedaagde sub 1 verschenen, vergezeld van mr. Verspaandonk. Gedaagde sub 2 tot en met 5 zijn niet bij de zitting aanwezig geweest. De Gemeente c.s. heeft ter zitting pleitnotities overgelegd en ter zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Gedaagden hebben, als inwoners van de Gemeente, de mogelijkheid om gebruik te maken van voorzieningen op basis van de Participatiewet, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en gemeentelijke verordeningen. Gedaagden hebben allemaal de afgelopen jaren, in meer of mindere mate, een beroep op diverse voorzieningen gedaan.
2.2.
De GGD en Argonaut voeren in opdracht van de Gemeente medische keuringen uit ten behoeve van bij de Gemeente aangevraagde voorzieningen.
2.3.
Bij de aanvragen die zijn ingediend door gedaagden sub 2 tot en met 5 trad gedaagde sub 1 telkens op als gemachtigde.
2.4.
Gedaagden dienen ook veelvuldig klachten in bij de Gemeente en bij instanties die in opdracht van de Gemeente handelen en zij voeren bezwaar- en beroepsprocedures. In het kader van dit alles wordt ook veelvuldig telefonisch en per e-mail contact gezocht door gedaagden. E-mails worden aan verschillende geadresseerden verzonden en zijn afkomstig van verschillende e-mailadressen. Aanvragen en klachten worden ook herhaald ingediend. Tevens worden ingebrekestellingen ingediend en wordt aanspraak gemaakt op dwangsommen op basis van artikel 4.17 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.5.
In de contacten – zowel telefonisch als schriftelijk – wordt geregeld beledigende / dreigende / onheuse taal gebruikt, waarbij (ook) individuele medewerkers van de Gemeente c.s. persoonlijk worden aangesproken.
2.6.
Bij besluit van 21 december 2020 heeft de Gemeente gedaagde sub 1 op grond van artikel 2:2 lid 1 Awb voor een periode van twee jaar als gemachtigde voor anderen geweigerd.
2.7.
Bij brief van de Gemeente van 21 mei 2021 is aan gedaagde sub 1 het volgende bericht:
“(…)
U heeft nadat ik u telefonisch heb aangesproken op uw gedrag met betrekking tot het besluit van 21-12-2020, weigeren optreden als gemachtigde van andere personen, geen gehoor hieraan gegeven. U heeft zoals ik heb begrepen de GGD Haaglanden veelvuldig gebeld om de zaak te behartigen van een andere persoon. Tevens heb ik begrepen dat u een medewerker heeft uitgescholden. Dit wangedrag wordt u ernstig kwalijk genomen.
In het telefoongesprek van vandaag 21-05-2021 omstreeks 13.47 uur escaleert u ons telefoongesprek nadat u zegt en ik citeer:“Al die Nederlanders gaan je in je kont neuken, ga die billen likken van die Nederlanders” en “ze gaan je op een dag ook op straat zetten”.
Uw gedrag wordt door de gemeente Den Haag , zowel in houding als ook op inhoud van uw uitspraken, als onacceptabel en grensoverschrijdend gedrag bestempeld.
Uw gedrag wordt niet geaccepteerd. U krijgt om die reden een contactverbod opgelegd voor de duur van 6 maanden. Dit betekent dat het u per direct verboden is om direct (telefonisch) contact op te nemen met de gemeentelijke ambtenaren van de GGD Haaglanden en andere afdelingen van de gemeente.
(…)”
In de brief staat verder dat gedaagde sub 1 alle (hulp)vragen aan de Gemeente en GGD per e-mail kan versturen naar het mailadres socialeveiligheid@denhaag.nl.
2.8.
Bij brief van de Gemeente van 26 mei 2021 is aan gedaagde sub 1 de toegang tot alle gemeentelijke gebouwen ontzegd, omdat hij de huisregels heeft overtreden en zich heeft gedragen op een wijze die bedreigend, provocerend en beledigend is of als zodanig kan worden ervaren. In de brief staat onder meer het volgende:
“(…)
Op vrijdag 21-05-2021 heeft de gemeente aan u een contactverbod opgelegd voor de duur van 6 maanden. U heeft aan dit contactverbod geen gehoor gegeven. Dit blijkt uit het feit dat u mij en de afdeling Bezwaar van de gemeente bleef bestoken met uw ongewenste belgedrag. De medewerker van de afdeling Bezwaar heeft mij middels een melding geïnformeerd over uw grensoverschrijdend en onacceptabel gedrag. U zou de medewerker hebben bedreigd door te zeggen: “Vieze kankerlijer met je vieze moeder. Ik kom bij je langs, ik kom naar je toe, ik kom langs.”
De gemeente Den Haag heeft ook dit wangedrag uwerzijds als onacceptabel gedrag bestempeld. Wij reageren om die reden met een passende ordemaatregel.U krijgt naast het contactverbod tot en met 21-11-2021 ook een gebouwen ontzegging opgelegd voor de duur van zes maanden.Dit houdt in dat u tot en met 26-11-2021 niet welkom bent in de gemeentelijke gebouwen en dat u alleen toegang heeft tot de dienstverlening van de gemeente viasocialeveiligheid@denhaag.nl
(…)
Wanneer u zich in strijd met deze gebouwenontzegging toch in de gemeentelijke gebouwen begeeft, wordt meteen de politie ingeschakeld. De politie zal worden verzocht tegen u proces-verbaal op te maken omdat u in dit geval artikel 139 van het Wetboek van Strafrecht overtreedt.
(…)”
2.9.
Bij brief van 23 december 2021 heeft de Gemeente het volgende geschreven aan gedaagde sub 1:
“(…)
Op 15 december jl. heeft u telefonisch gesproken met een medewerker van de gemeente Den Haag . De medewerker heeft aangegeven dat u grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. U heeft gescholden met: “kankerhoer, teringwijf, kankermoeder, kanker in je kop” en u heeft woorden van gelijke strekking gebruikt.
(…)
Dit grensoverschrijdende gedrag blijkt onder meer uit het telefoongesprek dat u op 13 december had met de medewerker Veilige Publieke Taak, waarin u vroeg wie u volgende slachtoffer was en de vele e-mailberichten die u in 2021 heeft gestuurd, waarin u zich opzettelijk grievend en beledigend over medewerkers van de gemeente heeft uitgelaten.
(…)
De afgelopen jaren is sprake geweest van een onophoudelijke stroom van telefonische berichten, e-mailberichten, klachten, bezwaar- en beroepsprocedures, verzoeken om schadeloosstellingen en dwangsommen. Daarnaast zijn vaker GIR-meldingen[voorzieningenrechter: melding in het Gemeentelijke Incidenten- en Registratiesysteem]
over u gemaakt indien uw gedrag als grensoverschrijdend en bedreigend werd bestempeld. Ondanks de ordemaatregelen die zijn opgelegd is uw gedrag tot op heden niet verbeterd. Wanneer er geen verbetering is in uw gedrag, zullen de ordemaatregelen steeds worden verlengd.
(…)”
In de brief is vervolgens een gebouwenontzegging en contactverbod opgelegd aan gedaagde sub 1, inhoudende dat gedaagde sub 1 tot en met 23 juni 2022 niet welkom is in alle gebouwen van de Gemeente en geen rechtstreeks contact mag hebben via telefoon, e-mail, sms, whatsapp of andere digitale weg met alle medewerkers van de Gemeente, met uitzondering van de gemeentelijke Ombudsman. In de brief staat verder dat als het noodzakelijk is dat gedaagde sub 1 met het bestuur of medewerkers van de Gemeente communiceert, dat alleen mag via een door gedaagde sub 1 ingeschakelde gemachtigde, onder de voorwaarde dat die gemachtigde zich correct gedraagt, en dat berichten die in strijd met dit verbod aan de Gemeente worden gestuurd niet worden gelezen. Tevens wijst de Gemeente er op dat wanneer gedaagde sub 1 of zijn gemachtigde contact zoekt met medewerkers van de Gemeente, de gesprekken zullen worden opgenomen.
2.10.
Bij brief van 2 juni 2022 heeft de Gemeente aan gedaagde sub 1 bericht over het vervolg op de brief van 23 december 2021. De Gemeente schrijft in de brief:
  • dat zij sinds december 2021 een toename van wangedrag van gedaagde sub 1 ziet, met name in de vele e-mails die hij voor zichzelf of op naam van anderen stuurt, aan verschillende geadresseerden binnen de Gemeente, afkomstig van steeds andere e-mailadressen;
  • dat gedaagde sub 1 nog steeds optreedt als gemachtigde voor gedaagden sub 2 tot en met 5;
  • dat gedaagde sub 1 de medische keuring die veelal onderdeel uitmaakt van een aanvraag door gedaagde sub 1 of de personen op wiens naam hij optreedt, moedwillig frustreert en dat hij overlast veroorzaakt bij de keurende instanties zoals de GGD en Argonaut door intimiderende e-mails te sturen;
  • dat gedaagde sub 1 zich schuldig maakt aan smaad en laster;
  • dat gedaagde sub 1 regelmatig nieuwe e-mailadressen aanmaakt, die treiterend zijn voor de Gemeente (zoals gemeentehaha@gmail.com) of e-mailadressen met namen die lijken op namen van ambtenaren van de gemeente;
  • dat gedaagde sub 1 negatieve reviews over ambtenaren op de website van de GGD publiceert;
  • dat gedaagde sub 1 misbruik maakt van de bevoegdheid om aanvragen in te dienen en dat het gelet op de vele verzoeken van gedaagde sub 1 of van degenen voor wie hij optreedt voor de gemeente duidelijk is dat het wangedrag wordt ingegeven uit winstbejag.
In de brief staat verder dat op basis van de toegenomen misdragingen de maatregelen die op 23 december 2021 zijn opgelegd worden verlengd tot 23 december 2022, en dat dat betekent dat gedaagde sub 1 tot 23 december 2022 niet welkom is in gebouwen van de gemeente en dat het contactverbod tot die datum wordt verlengd. Voorts staat in de brief:
“Uitbreiding contactverbod
Om een halt toe te roepen aan het in buitensporige mate indienen van verzoeken legt de gemeente Den Haag u middels deze brief, aanvullend de al bestaande verboden, het verbod omgedurende een periode van 2 jaar niet vaker dan 2 maal per maand contact te leggen met de gemeente Den Haag en aan de gemeente gelieerde instellingen (GGD en andere keuringsinstanties) via post, telefoon, e-mail, social media etc.
Niet inbegrepen is het indienen van bezwaar tegen voor bezwaar vatbare besluiten. Dit geldt voor alle vormen van contact, dus ook als uit de contactgegevens duidelijk wordt dat u andere personen gebruikt voor het leggen van contact met de gemeente.
Uw correspondentie kunt u uitsluitend elektronisch, per e-mail, richten aan[naam] .contactgemeente@denhaag.nl.Nu sprake is van een uitbreiding van het contactverbod zullen wij u niet langer verplichten om uitsluitend via een gemachtigde met de gemeente te communiceren. Wij gaan er van uit dat u zich zult houden aan de beperkingen die u worden opgelegd.
Laatste waarschuwing
De in dit besluit genoemde verboden gaan in per dagtekening van deze brief. Indien u zich niet houdt aan het contactverbod zal de gemeente Den Haag een kortgedingprocedure starten waarin zowel u als degenen voor wie u optreedt de verplichting wordt opgelegd om gedurende een periode van twee jaar niet vaker dan twee keer per maand contact op te nemen met de gemeente Den Haag op straffe van een dwangsom. We hopen dat het niet zo ver hoeft te komen.”
Gedaagde sub 1 wordt er in de brief op gewezen dat berichten die in strijd met het contactverbod worden gezonden niet worden gelezen en dat daarop niet wordt gereageerd, dat bij handelen in strijd met de gebouwenontzegging direct de politie wordt ingeschakeld en bij telefonisch contact gesprekken worden opgenomen. Tot slot wordt gedaagde sub 1 er op gewezen dat hij persoonlijke begeleiding van Impegno heeft ontvangen, dat gedaagde sub 1 die begeleiding na 1 gesprek heeft afgebroken, maar dat hij deze persoonlijke begeleiding weer kan activeren als hij dat wenst. Tevens wordt gedaagde sub 1 in de gelegenheid gesteld zijn beweegredenen voor zijn gedrag in een gesprek met de advocaat van de Gemeente en een medewerker van de Gemeente, eventueel onder begeleiding van een mediator, toe te lichten.
2.11.
Bij afzonderlijke brieven van de Gemeente van 10 juli 2022 hebben gedaagden sub 2 tot en met 5 schriftelijke waarschuwingen gekregen, waarin is ingegaan op (grensoverschrijdend) gedrag van de betreffende gedaagde / gedaagde sub 1 namens de betreffende gedaagde. Er wordt gewezen op het verbod aan gedaagde sub 1 om als gemachtigde op te treden, waarvan de betreffende gedaagden sub 2 tot en met 5 ook op de hoogte zijn. In de brieven aan gedaagde sub 2, 3 en 4 staat verder dat als zij, of een ander namens hen, beledigende, intimiderende of anderszins beschadigende berichten versturen die betrekking hebben op ambtenaren van de Gemeente of personen die in opdracht van de Gemeente werken, de Gemeente een juridische procedure zal starten, waarin verzocht wordt gedaagde sub 2 tot en met 4 te verbieden, op straffe van een dwangsom, beledigende, intimiderende of anderszins beschadigende berichten te verspreiden. In de brief aan gedaagde sub 5 staat dat hem wordt opgedragen te stoppen met beledigende, intimiderende of anderszins beschadigende berichten die zijn verstuurd en die betrekking hebben op ambtenaren van de Gemeente en personen die in opdracht van de Gemeente werken. Dit geldt ook voor berichten die namens gedaagde sub 5 zijn verstuurd. In alle brieven staat dat als sprake is van strafbare feiten aangifte zal worden gedaan en in alle brieven wordt aan de betreffende gedaagde een gesprek aangeboden met de advocaat van de Gemeente en een medewerker van de Gemeente, zodat de Gemeente de brief kan toelichten en de beweegredenen van de betreffende gedaagde kan horen. Van deze mogelijkheid voor een gesprek hebben gedaagden sub 2 tot en met 5 geen gebruik gemaakt.
2.12.
Op 8 augustus 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen gedaagde sub 1, de advocaat van de Gemeente en een medewerker van de Gemeente. Dit gesprek heeft niet geleid tot afspraken tussen partijen over de wijze waarop zij met elkaar om moeten gaan.
2.13.
Tegen het besluit van de Gemeente van 21 december 2020 om gedaagde sub 1 voor twee jaar te weigeren als gemachtigde heeft gedaagde sub 1 bezwaar (en na afwijzing van dat bezwaar) beroep ingesteld. Tevens heeft gedaagde sub 1 beroep ingesteld tegen de bij brief van 2 juni 2022 opgelegde verlenging van de gebouwenontzegging en de uitbreiding van het opgelegde contactverbod. Bij uitspraak van de bestuursrechter van deze rechtbank van 9 september 2022 is op deze beroepen beslist. Het beroep tegen het besluit om gedaagde sub 1 te weigeren als gemachtigde is ongegrond verklaard en ten aanzien van het beroep tegen de bij brief van 2 juni 2022 opgelegde maatregelen heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard. In de uitspraak is, voor zover nu relevant, als volgt overwogen over het besluit om gedaagde sub 1 te weigeren als gemachtigde:
“(…)
5. De rechtbank overweegt verder dat een bestuursorgaan een gemachtigde slechts mag weigeren in uitzonderlijke gevallen. Er moeten ernstige bezwaren aan de orde zijn. Op grond van de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling kunnen deze bezwaren van uiteenlopende aard zijn. Gedacht kan worden aan gevallen van ernstige ondeskundigheid. Ook kan gedacht worden aan gemachtigden die herhaaldelijk de normale gang van zaken, eventueel met bedreiging van geweld, verstoren. Het bestuursorgaan mag van zijn bevoegdheid in geen geval gebruik maken om zich van een bekwame en daardoor lastige tegenstander te ontdoen. Vanwege de aard van deze bevoegdheid dient de rechter vol te toetsen of ernstige bezwaren in de zin van deze bepaling bestaan.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom er ernstige bezwaren zijn tegen eiser om hem als gemachtigde op te laten treden. Uit het procesdossier blijkt dat eiser in vele mailwisselingen en telefoongesprekken beledigend en intimiderend taalgebruik heeft geuit naar medewerkers van de gemeente. Een concreet voorbeeld hiervan is het contactverbod dat aan eiser op 21 mei 2021 is opgelegd nadat hij een medewerker van de GGD op zeer ongepaste wijze aan de telefoon heeft uitgescholden. Een ander voorbeeld betreft de mailwisselingen van 8 juli 2020 en 3 december 2020, waarin eiser aangeeft aangiftes te hebben ingediend tegen vele gemeentemedewerkers.
De rechtbank vindt het aannemelijk dat het taalgebruik – zoals dat voor geruime tijd richting medewerkers van de gemeente wordt gebruikt – én het dreigen met aangiftes, de normale gang van zaken bij de gemeente meer dan eens verstoort. De rechtbank acht ook waarschijnlijk dat eisers langdurige en systematische taalgebruik richting deze medewerkers een negatieve weerslag kan hebben op de behandeling van zaken door verweerder waarin eiser als gemachtigde optreedt. Dit gedrag kan eiser worden toegerekend. De belangen van de cliënten van eiser komen daardoor in het gedrang. Aangenomen mag worden dat eiser zijn cliënten daardoor ernstige schade kan toebrengen. Een voorbeeld hiervan ziet de rechtbank in eisers verwijzing naar het bindend advies van de Geschillencommissie Publieke Gezondheid. Uit dit bindend advies blijkt namelijk dat de client van eiser ten onrechte niet medisch gekeurd werd. Dit was een gevolg van het gedrag van eiser die met zijn client mee was. Hierdoor kon de client niet worden gekeurd en moest hij met tussenkomst van de politie, samen met eiser het pand te verlaten. Deze rechtbank - in andere samenstelling – heeft zich hierover uitgelaten in haar uitspraak van 27 juni 2022, SGR 22/1197. De rechtbank acht het dan ook niet onredelijk dat cliënten van eiser tegen hem beschermd moeten worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van ernstige bezwaren. De belangen van medewerkers van de gemeente die ook bescherming behoeven, worden door de weigeringen indirect beschermd.
(…)
Over het beroep tegen het gebouwen- en contactverbod is als volgt overwogen, voor zover nu relevant:
“(…)
8. Bij de bestuursrechter kan enkel beroep worden ingesteld tegen besluiten. Daarvan is hier geen sprake omdat een contactverbod niet kan worden aangemerkt als een besluit. Omdat er alleen beroep mogelijk is tegen een besluit betekent dit dat de bestuursrechter onbevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren. Als eiser een oordeel van de rechter wenst over het gestelde onrechtmatige handelen van de gemeente en de daaruit voortvloeiende schade, moet hij hiervoor een procedure bij de civiele rechter starten. Op de zitting is verklaard dat verweerder een kort geding tegen eiser heeft aangespannen.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente c.s. vorderen – zakelijk weergegeven – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren en waar dat van toepassing kan zijn hoofdelijk:
gedaagden te verbieden gedurende een periode van twee jaar vaker dan tweemaal per maand persoonlijk, telefonisch, via internet, post of enig ander berichtenverkeer contact op te nemen met de Gemeente, niet inbegrepen het indienen van bezwaar tegen voor bezwaar vatbare besluiten, waarbij gedaagden wordt verplicht alleen gebruik te maken van het door de Gemeente toegewezen e-mailadres voor het leggen van contact;
gedaagden te verbieden persoonlijk, telefonisch, via internet, per post of enig ander berichtenverkeer contact op te nemen met de GGD of Argonaut als een overeenkomst van opdracht tussen de Gemeente en de GGD respectievelijk Argonaut die betrekking heeft op gedaagden ontbreekt;
gedaagden te verbieden rechtstreeks contact te leggen met werknemers van de Gemeente c.s., persoonlijk, telefonisch, via internet, per post of enig ander berichtenverkeer;
gedaagden te verbieden intimiderende, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende, discriminerende of kwetsende uitspraken te doen, persoonlijk, telefonisch, via internet, per post of enig ander berichtenverkeer naar of over (werknemers van) de Gemeente c.s.;
gedaagden te verbieden zinloze aanvragen en herhaling van aanvragen of verzoeken tot toekenning van voorzieningen op basis van de wet of gemeentelijke verordeningen in te dienen bij de Gemeente;
gedaagden te verbieden e-mailadressen aan te maken en te gebruiken waarbij de identiteit van de Gemeente c.s., bij de Gemeente c.s. werkzame personen of personen en organisaties die in opdracht van de Gemeente handelen, wordt gebruikt;
gedaagde sub 1 te verbieden gedurende een periode van twee jaar als gemachtigde op te treden in bestuursrechtelijke aangelegenheden waarbij de Gemeente is betrokken;
gedaagde sub 1 te verbieden gedurende een periode van twee jaar zich te bevinden in de gebouwen die toebehoren aan de Gemeente c.s. en/of in de gebouwen waar zij hun werkzaamheden verrichten;
alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Daartoe voeren de Gemeente c.s. – samengevat – het volgende aan. Gedaagden maken misbruik van de bevoegdheid om voorzieningen aan te vragen op basis van de wet en de gemeentelijke verordeningen. Hun handelwijze is gericht op het frustreren van de aanvraagprocedure, het pesten van ambtenaren en vervolgens het innen van boetes en dwangsommen op basis van de Awb. In het contact tussen burgers en de medewerkers van de Gemeente gelden Huisregels. Deze Huisregels maken onderdeel uit van het concernkader Agressie en Geweld. Op basis van het concernkader is een sanctiebeleid vastgesteld. Op basis van het concernbeleid en het sanctiebeleid zijn maatregelen opgelegd. Gedaagde sub 1 heeft het herhaalde contactverbod en het verbod om op te treden als gemachtigde stelselmatig genegeerd. Het overtreden van de opgelegde maatregelen is onrechtmatig. Gedaagde sub 1 heeft in het gesprek op 8 augustus 2022 aangegeven de opgelegde maatregelen niet te erkennen en niet te volgen. Gedaagden gedragen zich allen toerekenbaar onrechtmatig door e-mails te sturen aan de Gemeente c.s. waarin zij zich beledigend, vijandig, vernederend, discriminerend of kwetsend uitlaten. Tevens hebben gedaagden zich telefonisch ten opzichte van de Gemeente c.s. toerekenbaar onrechtmatig gedragen door beledigende, vijandige, vernederende, discriminerende of kwetsende uitspraken te doen. Gedaagden gedragen zich toerekenbaar onrechtmatig door het creëren van e-mailadressen met gebruikmaking van de identiteit van de Gemeente c.s. en zij hebben meerdere malen onrechtmatig e-mails verzonden vanuit deze e-mailadressen. Gedaagden moet op straffe van een dwangsom worden verboden zich onrechtmatig te gedragen jegens de Gemeente c.s.
3.3.
Gedaagden voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1.
Gedaagden betwisten onder meer het spoedeisend belang van de Gemeente c.s. bij de gevorderde ordemaatregelen. Dit verweer wordt gepasseerd. De Gemeente c.s. leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat gedaagden zich stelselmatig schuldig maken aan misbruik van bevoegdheid, veroorzaken van overlast en wangedrag. Indien de stellingen van de Gemeente c.s. juist zijn, hebben zij er een spoedeisend belang bij dat ordemaatregelen worden getroffen om zoveel mogelijk te voorkomen dat zij nog langer nadeel ondervinden van de gedragingen van gedaagden. Daarmee is het spoedeisend belang om te kunnen worden ontvangen in hun vorderingen gegeven. In het navolgende zal worden beoordeeld of er (ten aanzien van alle gedaagden en ook met betrekking tot alle eisers) voldoende (spoedeisend) belang is om de diverse gevraagde ordemaatregelen te treffen. Daarbij zal ook het verweer van gedaagden worden betrokken dat, vanwege de gevorderde lange termijnen / het ontbreken van een termijn, de ordemaatregelen een definitief karakter krijgen en niet kunnen worden gezien als (in kort geding te treffen) ordemaatregel, evenals het verweer dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is, omdat het bestuursrecht voldoende aanknopingspunten biedt om te bereiken wat de Gemeente c.s. met dit kort geding willen bereiken.
Aanleiding voor het treffen van ordemaatregelen?
4.2.
De door de Gemeente c.s. gevorderde maatregelen zijn verstrekkend. Toewijzing van een aantal van de vorderingen zou er toe leiden dat gedaagden worden beperkt in hun mogelijkheden om contact te hebben met de Gemeente c.s. en de vordering onder D beperkt gedaagden in hun vrijheid van meningsuiting. Toewijzing van de vorderingen is slechts aan de orde als voldoende aannemelijk is dat gedaagden zich onrechtmatig jegens de Gemeente c.s. gedragen, op zodanige wijze dat een ordemaatregel aangewezen is om de Gemeente c.s. en of haar medewerkers van die gedragingen te vrijwaren en dat doel niet op een andere manier bereikt kan worden.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat gedaagden in beginsel het recht hebben om aanvragen in te dienen, bezwaar en beroep in te stellen, klachten in te dienen en aanspraak te maken op dwangsommen op grond van artikel 4:17 Awb. Dat recht als zodanig staat niet ter discussie. De Gemeente c.s. stellen echter dat gedaagden misbruik maken van hun rechten op dit punt door hun wijze van communiceren (zowel de inhoud als frequentie van die communicatie) en willen dat ordemaatregelen worden getroffen om hiervan te worden gevrijwaard, zonder dat gedaagden in de kern in voormelde rechten worden beperkt. De voorzieningenrechter acht voorshands voldoende aannemelijk dat de manier waarop gedaagden communiceren – zowel voor wat betreft de frequentie als voor wat betreft de inhoud – als onrechtmatig is aan te merken.
4.4.
Het onrechtmatig handelen van gedaagden jegens de Gemeente blijkt genoegzaam uit alle door de Gemeente c.s. overgelegde stukken. De Gemeente c.s. hebben diverse e-mails overgelegd waaruit blijkt dat gedaagden buitensporig veel e-mails verzenden, aan diverse geadresseerden binnen de Gemeente en die e-mails bevatten met regelmaat onrechtmatige uitlatingen van gedaagden (of van gedaagde sub 1 namens de overige gedaagden) jegens de Gemeente c.s.. Uit de stellingen van de Gemeente c.s. en de overgelegde stukken blijkt ook genoegzaam dat gedaagden (althans, gedaagde sub 1 namens de overige gedaagden) ook veelvuldig telefonisch contact zoeken en zich daarbij ook onheus jegens (medewerkers van) de Gemeente c.s. hebben uitgelaten. Weliswaar hebben gedaagden van sommige stukken betwist dat deze van (een van) hen afkomstig zijn, maar ook als dat juist is, resteert nog zo’n grote hoeveelheid contactmomenten, inclusief onrechtmatige wijze van bejegening van de Gemeente c.s., dat sprake is van onrechtmatig handelen van gedaagden jegens de Gemeente c.s.. De onrechtmatige uitlatingen zijn van dien aard dat zij het treffen van ordemaatregelen – in grote lijnen zoals gevorderd door de Gemeente c.s. – rechtvaardigen, nu andere pogingen van de Gemeente c.s. om het gedrag van gedaagden te beteugelen geen effect blijken te hebben. Ook na opgelegde contact- en gebouwenverboden en na gegeven waarschuwingen zijn immers de onrechtmatige gedragingen doorgegaan. Volledigheidshalve merkt de voorzieningenrechter nog op dat de wijze van communiceren van gedaagden ook onrechtmatig is als op zichzelf terecht gebruik gemaakt wordt van het recht om aanvragen te doen, klachten in te dienen of aanspraak te maken op dwangsommen en ook als die aanvragen toewijsbaar zijn, en klachten gegrond zijn en/of dwangsommen verbeurd zijn. Anders dan gedaagden kennelijk menen is het feit dat op aanvragen van hun zijde volgens hen niet correct wordt gereageerd, hetgeen naar hun zeggen leidt tot frustratie aan de zijde van gedaagden, evenmin een rechtvaardiging voor de door of namens gedaagden gebruikte bewoordingen in communicatie met de Gemeente c.s. of de frequente intimiderende mate van contact zoeken.
4.5.
Gedaagde sub 1 heeft (min of meer) erkend dat hij zich niet altijd op correcte wijze met de Gemeente c.s. verhoudt (hij noemt bijvoorbeeld zijn toonzetting “niet altijd even zakelijk”), maar gedaagden stellen dat een deugdelijke onderbouwing van de vorderingen ten aanzien gedaagden sub 2 tot en met 5 ontbreekt. Dit verweer wordt gepasseerd. Voor zover gedaagden sub 2 tot en met 5 zich niet rechtstreeks op onheuse wijze tot de Gemeente c.s. hebben gewend, hebben zij er voor gekozen gedaagde sub 1 in te zetten als hun gemachtigde. Van iemand die een gemachtigde inzet, mag worden verlangd dat hij zich (tenminste in grote lijnen) laat informeren over de aard en wijze van de contacten die de gemachtigde namens hem onderhoudt. Gedaagden sub 2 tot en met 5 wisten, althans hadden kunnen en moeten weten, op welke wijze gedaagde sub 1 namens hen met de Gemeente c.s. communiceerde. Voor zover ze dat niet wisten, komt dat voor hun eigen rekening en risico. Hierbij is in aanmerking genomen dat een verklaring waarom zij niet op de hoogte zouden (kunnen) zijn van de gedragingen van gedaagde sub 1 achterwege is gebleven en dat zij ook niet de mogelijkheid hebben benut om een en ander ter zitting toe te lichten. Evenmin zijn zij ingegaan op een uitnodiging van de Gemeente om in gesprek te gaan en hun visie op de zaak te geven. Weliswaar heeft zich ook namens gedaagden sub 2 tot en met 5 een advocaat gesteld, maar door niet zelf te verschijnen hebben zij sterk de indruk gewekt zelf geen enkele verantwoordelijkheid te willen nemen voor de ontstane problemen en zich ook in deze procedure behalve door hun advocaat opnieuw te (willen) laten vertegenwoordigen door gedaagde sub 1. Gelet op dit alles wordt onrechtmatig gedrag door gedaagde sub 1 namens gedaagden sub 2 tot en met 5 ook aan gedaagden sub 2 tot en met 5 toegerekend. De onheuse uitlatingen van gedaagden sub 2 tot en met 5 zijn – dat erkennen ook de Gemeente c.s. – minder frequent dan die van gedaagde sub 1, maar ook gedaagden sub 2 tot en met 5 hebben onaanvaardbaar gedrag vertoond. Bij de te treffen ordemaatregelen zal (behoudens ten aanzien van de vorderingen onder G en H, die alleen betrekking hebben op gedaagde sub 1) gelet op dit alles geen onderscheid worden gemaakt tussen gedaagde sub 1 en de overige gedaagden. Voorkomen moet worden dat zij – wanneer alleen ordemaatregelen ten aanzien van gedaagde sub 1 zouden worden getroffen – zelf met de Gemeente c.s. gaan communiceren op de wijze waarop gedaagde sub 1 dat voorheen namens hen deed. Door in het verleden het gedrag van gedaagde sub 1 namens hen goed te keuren en daar niet op in te grijpen is de vrees dat zij zelf dergelijk gedrag zullen continueren gerechtvaardigd.
Bespreking van de afzonderlijke vorderingen
De vorderingen onder A en F
4.6.
De vordering sub A die ziet op beperking van contacten tot twee keer per maand per email zal worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn waarbinnen dit verbod geldt zal worden bepaald op één jaar na heden. Dit acht de voorzieningenrechter binnen het bestek van een kort geding een redelijke termijn en bezien zal moeten worden of dit effect heeft op de mate van overlast. Wellicht wordt door de in dit kort geding te treffen ordemaatregelen rust gecreëerd en zijn ordemaatregelen voor een langere periode dan één jaar niet nodig. Indien dat onverhoopt anders is, ligt het op de weg van de Gemeente c.s. om tijdig verlenging van de ordemaatregelen aan te vragen. Door deze beperkte termijn waarvoor de ordemaatregelen zullen gelden, is – anders dan gedaagden menen – ook niet aan de orde dat een definitieve voorziening wordt getroffen die zich niet leent voor kort geding.
4.7.
Ten aanzien van het door gedaagden te gebruiken e-mailadres overweegt de voorzieningenrechter dat het de Gemeente is toegestaan één e-mailadres (eventueel één e-mailadres per gedaagde) aan te wijzen als aankomstadres voor correspondentie aan het adres van de Gemeente, en dat gedaagden moeten gebruiken als zij contact willen opnemen met de Gemeente. Op deze wijze kan de Gemeente berichten en communicatie vanuit gedaagden kanaliseren en beter beheersbaar maken. De voorzieningenrechter volgt gedaagden in hun bezwaren tegen het aanmaken door de Gemeente van een e-mailadres met daarin persoonsgegevens van (een of meerdere van) gedaagden. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter bepalen dat de Gemeente mag bepalen aan welk e-mailadres gedaagden hun communicatie aan de Gemeente moeten richten, maar dat dit een e-mailadres moet zijn dat niet de persoonsgegevens van (een van) gedaagden mag bevatten. Om de communicatie vanuit gedaagden richting de Gemeente overzichtelijk en beheersbaar te houden zal de voorzieningenrechter tevens bepalen dat ieder van gedaagden slechts één verzend e-mailadres mag gebruiken om berichten aan de Gemeente te verzenden. Daarbij is een voorwaarde dat dit e-mailadres persoonlijk aan de betreffende gedaagde moet toebehoren, dat het herleidbaar moet zijn naar de betreffende gedaagde en het geen identiteitsgegevens van de Gemeente of een bij of voor de Gemeente werkzaam persoon mag bevatten. E-mailberichten van gedaagden die afkomstig zijn van andere e-mailadressen dan deze specifieke verzendadressen behoeven door de Gemeente niet in behandeling te worden genomen en mogen zonder meer terzijde worden gelegd.
4.8.
Anders dan gedaagden menen worden zij door toewijzing van de vordering sub A niet op onevenredige wijze in hun belangen getroffen. Het verbod geldt niet voor het indienen van bezwaar tegen voor bezwaar vatbare besluiten en zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van overige communicatie zich niet kunnen beperken tot twee contactmomenten per maand. Het belang van de Gemeente om te worden gevrijwaard van een overmaat aan e-mailberichten en telefoontjes weegt in elk geval zwaarder dan het belang van gedaagden om zonder enige beperking contact met de Gemeente op te nemen. Gedaagde sub 1 heeft ter zitting nog gesteld dat hij dan wordt beperkt in zijn mogelijkheid om de Gemeente in gebreke te stellen als niet tijdig op een aanvraag wordt beslist (in het kader van de door de Gemeente dan mogelijk verschuldigde dwangsom). Dit maakt vorenstaande niet anders. Gedaagde sub 1 en ook de andere gedaagden kunnen de twee contactmomenten per maand ook benutten voor dergelijke ingebrekestellingen. Volledigheidshalve merkt de voorzieningenrechter nog op dat gedaagden in één e-mailbericht desgewenst kunnen berichten over meerdere aanvragen / procedures die bij de Gemeente lopen.
4.9.
In lijn met de ten aanzien van de vordering onder A te treffen maatregel, zal ook de vordering onder F (die ziet op het aanmaken van bepaalde emailadressen) worden toegewezen. De Gemeente c.s. hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagden (althans, in elk geval gedaagden sub 1, 2 en 3) e-mailadressen hebben aangemaakt en gebruikt met namen gelijkend op die van medewerkers van de Gemeente of e-mailadressen met namen als ‘gemeentehaha’, ‘ontslaggemeente’ en ‘socialelosers’. Nog daargelaten dat dit niet, zoals gedaagden stellen, is gedaan in reactie op het aanmaken door de Gemeente van een e-mailadres met daarin persoonsgegevens van (een van) gedaagden – aangezien de e-mails aan de Gemeente dateren van een eerdere datum – werkt het hanteren van dergelijke e-mailadressen verwarrend en bemoeilijkt het de Gemeente in een zorgvuldige communicatie met gedaagden. Hierdoor is immers niet direct duidelijk van wie de e-mail afkomstig is. Het gebruik van dergelijke e-mailadressen moet daarom stoppen en alleen al hierom heeft de Gemeente belang bij toewijzing van de vordering op dit punt. Daar komt nog bij dat de mailadressen deels beledigend van aard zijn. Aan de toewijzing op dit punt zal geen termijn worden verbonden, nu het aanmaken en gebruiken van dergelijke e-mailadressen als onrechtmatig is aan te merken, gedaagden zich naar voorlopig oordeel ook na ommekomst van een termijn van een jaar niet van dergelijke e-mailadressen mogen bedienen en daarbij in redelijkheid ook geen belang hebben. Dit neemt niet weg dat dit een ordemaatregel betreft en maakt niet dat er een voorziening met een declaratoir karakter wordt getroffen die zich niet leent voor kort geding.
De vordering onder B
4.10.
Ook de vordering onder B (die contacten met de GGD en Argonaut betreft) zal, voor de duur van één jaar na heden, worden toegewezen. Hierbij is enerzijds in aanmerking genomen dat voldoende aannemelijk is dat ook de GGD en Argonaut veelvuldig en op onrechtmatige wijze door gedaagden (of door gedaagde sub 1 namens gedaagden) zijn benaderd en dat de GGD en Argonaut er belang bij hebben dat zij van dergelijke contacten worden gevrijwaard. Anderzijds is door gedaagden niet aannemelijk gemaakt welk belang zij er bij hebben om met de GGD of Argonaut contact op te nemen, zolang een overeenkomst van opdracht tussen de Gemeente en de GGD of Argonaut die op hen betrekking heeft ontbreekt. Dat er thans nog sprake is van klachtprocedures naar aanleiding van overeenkomsten van opdracht in het verleden hebben gedaagden niet (voldoende concreet) gesteld. Omdat niet uit te sluiten is dat de GGD en Argonaut ook namens andere instanties keuringen uitvoeren, zal de vordering worden toegewezen in die zin dat het gedaagden zal worden verboden contact op te nemen met de GGD of Argonaut als een overeenkomst van opdracht tussen de Gemeente of een andere instantie en de GGD respectievelijk Argonaut die hen betreft ontbreekt.
De vordering onder C
4.11.
Het gevorderde onder C (dat ziet op het benaderen van werknemers) zal worden toegewezen, in die zin dat bij de te treffen ordemaatregel onder A en B tevens zal worden opgenomen dat gedaagden geen rechtstreeks contact mogen leggen met werknemers van eisers 1 en met 3. Tegen deze vordering is door gedaagden geen afzonderlijk verweer gevoerd.
De vordering onder D
4.12.
Ook de vorderingen onder D zijn voor toewijzing vatbaar. Weliswaar heeft een ieder vrijheid van meningsuiting en zo ook gedaagden, maar die vrijheid van meningsuiting wordt begrensd daar waar de vrijheden van derden worden geschonden. Het belang van gedaagden om zich vrij te kunnen uitlaten moet worden afgewogen tegen het belang van (de medewerkers van) de Gemeente c.s. om niet te worden belast met intimiderende, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende, discriminerende of kwetsende uitspraken die leiden tot aantasting van hun eer en goede naam en van ontoelaatbare inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. In dit geval zijn de uitlatingen van gedaagden (of van gedaagde sub 1 namens zichzelf en de andere gedaagden) zodanig dat aannemelijk is dat dit een grote impact heeft op medewerkers van de Gemeente c.s. De wijze van communiceren is op verschillende momenten onaanvaardbaar geweest en de Gemeente c.s. en haar medewerkers kunnen er aanspraak op maken daarvan gevrijwaard te blijven. Dit wordt niet anders als in aanmerking wordt genomen dat gedaagden het (vaak) niet eens zijn met de inhoudelijke of feitelijke werkwijze van de Gemeente c.s. Ook als er sprake is van verschillen van mening moeten normale fatsoensnormen in acht worden genomen en dit vormt geen vrijbrief voor het veelvuldig doen van onaanvaardbare uitlatingen. De uitlatingen van gedaagden zijn onnodig grievend en deze kwalificeren daarmee als onrechtmatig, zowel jegens de Gemeente c.s. als hun medewerkers. Toewijzing van deze vordering brengt maar een beperkte inbreuk op de rechten van gedaagden mee. Zij moeten zich slechts onthouden van berichten met – kort gezegd – onfatsoenlijk taalgebruik / een onfatsoenlijke bejegening, maar dat laat onverlet dat zij (binnen de beperkingen van de overige ordemaatregelen) wel berichten aan de Gemeente c.s. kunnen sturen.
De vordering onder E
4.13.
Anders dan de hiervoor besproken vorderingen geldt voor de vordering onder E wel dat het in dit geval niet aan de civiele voorzieningenrechter is om hierover te oordelen. Uitgangspunt is dat de vraag of een aanvraag zinloos is of een herhaling is, ter beoordeling is – allereerst – aan het bestuursorgaan waar de aanvraag wordt ingediend. Ook het bestuursrechtelijke traject biedt in beginsel de mogelijkheid bepaalde aanvragen niet in behandeling te nemen of daarop snel afwijzend te beslissen indien daartoe aanleiding bestaat. Vervolgens kan een beslissing zo nodig in bezwaar en beroep getoetst worden. De voorzieningenrechter ziet geen grond gedaagden te verbieden dergelijke aanvragen in te dienen, nu niet op voorhand en zeker niet door de civiele rechter kan worden bepaald of een aanvraag zinloos is dan wel een niet gemotiveerde herhaling van een eerdere aanvraag. De Gemeente heeft ook onvoldoende concreet onderbouwd dat gedaagden zodanig veel zinloze / herhaalde aanvragen hebben ingediend, dat dat een verbod op voorhand rechtvaardigt en evenmin dat toewijzing van de vordering onder A ontoereikend zou zijn om het berichtenverkeer vanuit gedaagden te kanaliseren. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
De vordering onder G
4.14.
Gedaagde sub 1 stelt terecht dat voor het treffen van een ordemaatregel in kort geding die inhoudt dat het gedaagde sub 1 wordt verboden als gemachtigde op te treden in kort geding geen grond bestaat. De Algemene wet bestuursrecht voorziet immers in artikel 2:2 in een daarvoor specifiek aangewezen voorziening en er is geen sprake van zodanig spoedeisend belang dat de Gemeente die voorziening niet kan benutten. De Gemeente heeft van die mogelijkheid ook al gebruik gemaakt en in beroep is dat besluit van de Gemeente in stand gebleven. De Gemeente heeft echter wel belang bij de vordering om aan het verbod om als gemachtigde op te treden een dwangsom te verbinden. Gedaagde sub 1 heeft immers ook na het opgelegde machtigingsverbod nog opgetreden als gemachtigde en heeft er op verschillende momenten blijk van gegeven dit machtigingsverbod niet te respecteren. Indien gedaagde sub 1 een bij besluit opgelegd machtigingsverbod overtreedt, handelt hij onrechtmatig jegens de Gemeente. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter bepalen dat indien gedaagde sub 1 een bij besluit opgelegd machtigingsverbod overtreedt hij een dwangsom verbeurt.
De vordering onder H
4.15.
Tegen de vordering onder H heeft gedaagde sub 1 geen afzonderlijk verweer gevoerd. Het bestuursrecht biedt geen voorziening voor een gebouwenverbod (zie ook de uitspraak van de bestuursrechter van 9 september 2022). Gelet hierop, het spoedeisend belang van de Gemeente c.s. en de aan gedaagde sub 1 verweten gedragingen zal de vordering op dit punt, voor een termijn van één jaar, worden toegewezen.
Slotsom
4.16.
Al het voorstaande leidt tot de in het dictum weergegeven beslissing. Opgemerkt wordt dat voor een hoofdelijke veroordeling geen aanleiding bestaat, behoudens ten aanzien van de proceskosten. Oplegging van dwangsommen, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissingen, is aangewezen. De op te leggen dwangsommen zullen worden gemaximeerd.
4.17.
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het verzoek om uitvoerbaarverklaring op alle dagen en uren zal worden afgewezen, nu voor toewijzing van dat verzoek onvoldoende is gesteld.
4.18.
Gedaagden zullen, als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
ten aanzien van de Gemeente:
  • verbiedt alle gedaagden contact op te nemen met de Gemeente en haar medewerkers, gedurende een periode van één jaar na vandaag, zowel persoonlijk, telefonisch, via internet, per post of enig ander berichtenverkeer, met uitzondering van twee keer per maand per e-mail, op de wijze als hierna opgenomen, met dien verstande dat van dit verbod is uitgesloten het indienen van bezwaar tegen voor bezwaar vatbare besluiten;
  • met bepaling dat gedaagden voor voormeld toegestaan email-contact alleen gebruik mogen maken van één specifiek voor hen aangemaakt e-mailadres van de Gemeente – de Gemeente moet dit e-mailadres binnen drie werkdagen na de datum van dit vonnis aan elk van de gedaagden mededelen, dit e-mailadres mag geen persoonsgegevens van gedaagden bevatten – en dat ieder van gedaagden slechts één e-mailadres mag gebruiken om berichten aan de Gemeente te verzenden, dit verzend e-mailadres moet persoonlijk aan de betreffende gedaagde toebehoren, moet herleidbaar zijn naar de betreffende gedaagde en mag geen identiteitsgegevens van de Gemeente of een bij of voor de Gemeente werkzaam persoon bevatten;
met bepaling dat iedere gedaagde die dit hem opgelegde verbod overtreedt een dwangsom verbeurt van € 500,= per keer dat hij/zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 50.000,= per gedaagde;
5.2.
verbiedt alle gedaagden e-mailadressen aan te maken en te gebruiken waarbij de identiteit van de Gemeente c.s., van bij hen werkzame personen en/of van personen en organisaties die in opdracht van de Gemeente handelen worden gebruikt, met bepaling dat iedere gedaagde die dit verbod overtreedt een dwangsom verbeurt van € 500,= per keer dat hij/zij in gebreke blijft aan dit verbod te voldoen tot een maximum van € 10.000,- per gedaagde;
5.3.
verbiedt alle gedaagden om gedurende een periode van één jaar na vandaag persoonlijk, dan wel telefonisch, dan wel via internet, per post of enig ander berichtenverkeer contact op te nemen met de GGD of Argonaut of een van haar medewerkers indien een overeenkomst van opdracht die betrekking heeft op een van de gedaagden tussen de Gemeente of een andere opdrachtgever en de GGD of Argonaut ontbreekt, met bepaling dat iedere gedaagde die dit verbod overtreedt een dwangsom verbeurt van € 500,= per keer dat hij/zij in gebreke blijft aan dit verbod te voldoen, tot een maximum van € 10.000,= per gedaagde;
5.4.
verbiedt alle gedaagden om intimiderende, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende, discriminerende of kwetsende uitspraken te doen, persoonlijk, dan wel telefonisch, dan wel via internet, per post of enig ander berichtenverkeer naar of over (medewerkers van) de Gemeente c.s., met bepaling dat iedere gedaagde die dit verbod overtreedt een dwangsom verbeurt van € 500,= per keer dat hij/zij in gebreke blijft aan dit verbod te voldoen, tot een maximum van € 10.000,= per gedaagde;
5.5.
bepaalt dat gedaagde sub 1 een dwangsom verbeurt van € 1.000,= per keer dat hij een op grond van artikel 2:2 Awb door de Gemeente opgelegd verbod om als gemachtigde op te treden overtreedt, tot een maximum van € 25.000,=;
5.6.
verbiedt gedaagde sub 1 gedurende een periode van 1 jaar van vandaag zich te bevinden in de gebouwen die toebehoren aan de Gemeente c.s. en/of waar zij hun werkzaamheden verrichten, behoudens voor zover gedaagde sub 1 in verband met zittingen of andere overleggen die worden bepaald in zijn eigen zaken aldaar aanwezig moet zijn, dan wel behoudens voor zover partijen in onderling overleg een afspraak maken waarbij gedaagde sub 1 aanwezig moet zijn, met bepaling dat gedaagde sub 1 een dwangsom verbeurt van € 1.000,= per keer dat hij dit verbod overtreedt, tot een maximum van € 25.000,=;
5.7.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Gemeente c.s. begroot op € 2.329,15, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht en € 637,15 aan dagvaardingskosten;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2022.
idt