ECLI:NL:RBDHA:2023:16167

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/643230/KG RK 23-267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke zaken met meerdere wrakingsverzoeken

Op 22 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, ingediend door [partij in de hoofdzaak]. Het verzoek tot wraking had betrekking op meerdere bestuursrechtelijke zaken waarin de verzoeker betrokken was. De wrakingskamer verklaarde het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, omdat in een aantal van de hoofdzaken al einduitspraak was gedaan. Voor de overige zaken waren er geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot wraking van de rechter konden leiden. De verzoeker had eerder al meerdere wrakingsverzoeken ingediend, waarvan de meeste niet-ontvankelijk waren verklaard. De wrakingskamer concludeerde dat het middel van wraking door de verzoeker werd misbruikt om de voortgang van de procedures te frustreren. De wrakingskamer besloot dat een volgend wrakingsverzoek in deze hoofdzaken niet meer in behandeling genomen zou worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023-32
zaak- /rekestnummer: C/09/643230 / KG RK 23-267
Beslissing van 22 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. D.R. van der Meer,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Op 13 februari 2023 heeft [partij in de hoofdzaak] (hierna: [partij in de hoofdzaak] ) per e-mail een wrakingsverzoek ingediend in verschillende hoofdzaken die aanhangig zijn bij team bestuursrecht van deze rechtbank. Deels is [partij in de hoofdzaak] zelf partij in deze hoofdzaken, deels hebben de hoofdzaken betrekking op andere personen, onder wie verzoeker.
1.2.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek per persoon op wie de hoofdzaken betrekking hebben aangemerkt als een afzonderlijk verzoek. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de hoofdzaken waarin verzoeker partij is, wordt in onderhavige beslissing, onder bovenvermeld wrakingsnummer en zaak-/rekestnummer, beslist.
1.3.
Op 6 maart 2023 om 9.16 uur is op het e-mailadres van de wrakingskamer een e-mail binnengekomen van verzoeker zelf, waarin hij in een aantal in die e-mail genoemde zaken een verzoek tot wraking van de rechter indient. Deze e-mail is op 6 maart 2023 om 16.11 uur ook binnengekomen op het e-mailadres van team bestuursrecht, maar dan afkomstig van het e-mailadres van [partij in de hoofdzaak] . Dit wrakingsverzoek heeft deels betrekking op dezelfde zaken als het wrakingsverzoek van 13 februari 2023 (SGR 21/5153, SGR 21/5154, SGR 21/5155, SGR 22/3019 en SGR 22/1565) en wordt in zoverre aangemerkt als aanvulling op het onder 1.1 genoemde wrakingsverzoek. Op de andere zaak (SGR 22/4949) wordt in deze beslissing, onder bovenvermeld wrakingsnummer en zaak-/rekestnummer, ook beslist.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het door [partij in de hoofdzaak] ingediende verzoek van 13 februari 2023 strekt tot wraking van de rechter in negen zaken van verzoeker, namelijk de zaken met nummers:
SGR 21/5153,
SGR 21/5154,
SGR 21/5155,
SGR 21/8420,
SGR 22/2907,
SGR 22/2909,
SGR 22/2912,
SGR 22/2913 en
SGR 22/5802.
Op de in de e-mail van 13 februari 2023 opgenomen lijst met nummers van zaken van [partij in de hoofdzaak] staan ook twee zaken met nummers SGR 22/3019 en SGR 22/1565. Dit betreft echter zaken waarin niet [partij in de hoofdzaak] maar verzoeker partij is. De wrakingskamer gaat er daarom vanuit dat verzoeker ook in die zaken heeft gewraakt.
2.2.
Het verzoek zoals ingediend op 6 maart 2023 strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 21/5153, SGR 21/5154, SGR 21/5155 SGR 22/1565, SGR 22/3019 en SGR 22/4949. Alleen het laatste, twaalfde, zaaknummer was niet in het eerdere verzoek van 13 februari 2023 opgenomen. Dit zaaknummer was wel opgenomen in het wrakingsverzoek dat op 10 januari 2023 bij de rechtbank is binnengekomen.
2.3.
De onder 2.1 en 2.2 genoemde zaken worden hierna gezamenlijk ook aangeduid als ‘de hoofdzaken’. In alle hoofdzaken is het college van burgemeester en wethouders van Den Haag de wederpartij.
2.4.
Het verzoek van 13 februari 2023 is per e-mail ingediend door [partij in de hoofdzaak] en de inhoud van die e-mail luidt als volgt:
“L.S.,
Zoals aangegeven wraak ik dhr. Van der Meer in alle ondergenoemde zaken. Ook als er geen hoorzitting plaats vindt wraak ik dhr. Van der Meer. Dit betekent dat hij dus niet zomaar uitspraken mag doen zonder dat altijd het wrakingsverzoek wordt behandeld. De tegenstrijdigheid en bevooroordeeldheid heeft dit ons doen besluiten. Ik moet de zaak nummers noemen bij dezen hebt u dezen allemaal. Zoals aangegeven lijkt het ons verstandig dhr. Van der Meer niet meer op de zaken te zetten, maar dat is de keuzen die u hebt.
Cura ut valeas,
[partij in de hoofdzaak] ”
Onder deze tekst noemt [partij in de hoofdzaak] van vijf verschillende personen (onder wie hijzelf) nummers van zaken van die personen die bij de rechtbank, team bestuursrecht, in behandeling zijn.
2.5.
In de zaken met nummers SGR 21/5153, SGR 21/5154, SGR 21/5155, SGR 22/1565, SGR 22/3019 en SGR 22/4949 heeft verzoeker al eerder, op 10 januari 2023, een verzoek tot wraking van de rechter ingediend. Op dit eerdere verzoek is bij beslissing van de wrakingskamer van 28 februari 2023 (zaak met nummer C/09/641244 / KG RK 23-65) beslist. Verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard in dat wrakingsverzoek. Vervolgens heeft verzoeker in dezelfde hoofdzaken op 6 maart 2023 het aanvullende wrakingsverzoek ingediend. Het aanvullende wrakingsverzoek luidt als volgt:
“L.S.,
Hierbij doe ik een tweede wrakingsverzoek bij de wrakingskamer met nieuwe omstandigheden en feiten/informaties. Ik wil een getuigenverklaring indienen dat ik ontoerekenvatbaar was en in de tijd van de zitting en erna corona had, ik had geen belangenbehartiger waardoor er niet van mij verwacht kan worden dat ik alle juridische regelgeving ken. Daarnaast wat de wrakingskamer doet is de rechters onschendbaar maken voor haar fouten en dit stilzwijgend maar zo laten. Het feit dat de eerste wraking niet-ontvangkelijk is verklaard is onbegrijpelijk dan had het ongegrond verklaard moeten worden. Want zo lang er geen uitspraak is gedaan kan de rechter ten alle tijden worden gewraakt en dit is ook door mij gedaan. Ik twijfel nog steeds aan de partijdigheid van de rechter a fortiori nu in de wrakingshoorzitting ook door de rechter meer duidelijk werd en ook de rechter aangaf dat hij aan mij vroeg over de medische stukken, terwijl dit noch aan mij is maar aan de gemeente een keuring te doen of zelfs medische stukken op te vragen. Ik kan niet zelf medische stukken klakkeloos indienen overal en nergens daarnaast doet mijn huisarts dit niet en zei dat de medicus hen kan benaderen als er vragen zijn of rapporten ingebracht moeten worden. Ik verzoek de wrakingskamer de tweede wraking alsnog in behandeling te nemen en opnieuw alles te beoordelen gezien de nieuwe feiten en informaties.
Als dingen ook niet duidelijk zijn dan wil ik dit ook nog toelichten en stukken ter onderbouwing inbrengen.
Vide infra de verklaring.
Hoogachtend,
[verzoeker] ”

3.De beoordeling

Vooraf
3.1.
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat [partij in de hoofdzaak] in het verleden heeft opgetreden als gemachtigde van onder meer verzoeker (zie ook Rechtbank Den Haag 10 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10436). Hoewel het de wrakingskamer niet formeel is gebleken dat [partij in de hoofdzaak] ook in de hoofdzaken (op dit moment) als gemachtigde van verzoeker optreedt, gaat de wrakingskamer daar wel van uit. Redengevend hiervoor is dat voor verzoeker en op naam van verzoeker op 6 maart 2023 het aanvullende wrakingsverzoek is ingediend, zowel vanuit het e-mailadres van verzoeker zelf, als vanuit het e-mailadres dat door [partij in de hoofdzaak] wordt gebruikt (te weten [e-mailadres] ). Hieruit leidt de wrakingskamer af dat [partij in de hoofdzaak] met instemming en wetenschap van verzoeker voor hem optreedt.
Toetsingskader
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Inhoudelijke beoordeling
3.3.
In vijf hoofdzaken, te weten die met nummers SGR 21/8420, SGR 22/2909, SGR 22/2912, SGR 22/2913 en SGR 22/5802, is al einduitspraak gedaan. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen voor zover het betrekking heeft op deze hoofdzaken. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat verzoeker verzet heeft ingesteld of wellicht nog wil instellen tegen de uitspraken die in deze hoofdzaken zijn gedaan. Een verzet wordt behandeld door een andere rechter dan de rechter die de uitspraak waartegen verzet wordt ingesteld heeft gedaan en in de verzetzaken is de rechter dus niet de behandelend rechter.
3.4.
Voor de andere zeven hoofdzaken (met nummers SGR 21/5153, SGR 21/5154, SGR 21/5155, SGR 22/1565, SGR 22/2907, SGR 22/3019 en SGR 22/4949) geldt dat in het op 13 februari 2023 ingediende verzoek tot wraking alleen staat dat “de tegenstrijdigheid en bevooroordeeldheid” reden was om het wrakingsverzoek in te dienen. Dit wordt op geen enkele wijze onderbouwd. Aan het verzoek tot wraking zijn dan ook geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd die tot wraking van de rechter kunnen leiden. De wet schrijft voor dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek bekend zijn geworden en dat deze tegelijk moeten worden voorgedragen. Het op 13 februari 2023 ingediende wrakingsverzoek voldoet evenmin aan dit voorschrift.
3.5.
Het aanvullende wrakingsverzoek van 6 maart 2023 betreft een volgende wrakingsverzoek tegen dezelfde rechter. Verzoeker heeft echter geen feiten en omstandigheden aangevoerd die betrekking hebben op de onpartijdigheid van de rechter en die pas na een eerdere wrakingsverzoek (van 10 januari 2023 dan wel van 13 februari 2023) aan verzoeker bekend zijn geworden.
3.6.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, zal het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
Wrakingsverbod
3.7.
Verzoeker heeft, al dan niet door tussenkomst van [partij in de hoofdzaak] , al meerdere wrakingsverzoeken in een groot aantal zaken ingediend. Zijn eerste wrakingsverzoek is niet-ontvankelijk verklaard. Het wrakingsverzoek van 13 februari 2023 en het aanvullende wrakingsverzoek van 6 maart 2023 bevatten geen concrete wrakingsgronden, maar wel een herhaling van reeds eerder ingediende wrakingsgronden. Gezien de grote hoeveelheid wrakingsverzoeken die zijn ingediend en het gebrek aan onderbouwing daarvan, concludeert de wrakingskamer dat het middel van wraking wordt gebruikt met geen ander doel dan het frustreren van de voortgang van de procedures. Daarmee is sprake van misbruik. Gelet hierop ziet de wrakingskamer aanleiding te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaken niet meer in behandeling genomen zal worden.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking van 13 februari 2023 en het aanvullende wrakingsverzoek van 6 maart 2023 kennelijk niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 en 2.2 genoemde zaken waarin nog geen einduitspraak is gedaan (namelijk de zaken met nummers SGR 21/5153, SGR 21/5154, SGR 21/5155, SGR 22/1565, SGR 22/2907, SGR 22/3019 en SGR 22/4949) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek en bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaken niet in behandeling zal worden genomen;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • [partij in de hoofdzaak] ;
  • de wederpartij in de hoofdzaken;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.