In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 27 oktober 2023, wordt het beroep van eiser, een vreemdeling uit Bangladesh, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor verlenging van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) beoordeeld. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 24 juni 2022, maar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze afgewezen op basis van het feit dat er niet tijdig een vacaturemelding was gedaan. De afwijzing werd bevestigd in een bestreden besluit van 16 mei 2023, na een bezwaarprocedure.
De rechtbank heeft op 26 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de Staatssecretaris, aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat de vacaturemelding niet drie weken voor de aanvraag was gedaan, zoals vereist volgens de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Eiser had pas op 18 januari 2023 een vacature gemeld, wat te laat was om aan de voorwaarden te voldoen.
De rechtbank overweegt verder dat de argumenten van eiser, waaronder een beroep op het vertrouwensbeginsel, niet opgaan. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er een toezegging is gedaan dat een vacaturemelding niet nodig was. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het beleid af te wijken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.