ECLI:NL:RBDHA:2023:16069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
23/8439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier op basis van tijdelijke humanitaire gronden met betrekking tot minderjarige onder voogdij

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een minderjarige met de Vietnamese nationaliteit, had de aanvraag ingediend op basis van tijdelijke humanitaire gronden. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en er geen sprake was van een ondertoezichtstelling. Eiseres was onder voogdij gesteld door de Stichting Nidos, maar verweerder stelde dat deze voogdij niet voldeed aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom geen toepassing was gegeven aan artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om af te wijken van het beleid in bijzondere omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat er wel degelijk sprake was van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van eiseres, zoals blijkt uit een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eiseres opnieuw moesten worden afgewogen.

De rechtbank benadrukte dat de afwijzing van de aanvraag niet alleen op de mvv-vereiste gebaseerd kon worden, maar dat ook de specifieke omstandigheden van eiseres in aanmerking moesten worden genomen. De rechtbank stelde vast dat eiseres recht had op een zorgvuldige belangenafweging en dat het beleid van verweerder niet onredelijk was, maar dat in dit geval de toepassing van dat beleid niet voldoende was gemotiveerd. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de behandeling van aanvragen van minderjarige vreemdelingen die onder voogdij staan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/8439

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Bij besluit van 25 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2023 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen vragen van de rechtbank te beantwoorden. Nadat verweerder van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt, heeft eiseres vervolgens schriftelijk gereageerd op deze reactie van verweerder.
Partijen hebben niet aangegeven een nadere zitting te willen. Daarom heeft de rechtbank het onderzoek op 19 oktober 2023 gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 2005 en heeft de Vietnamese nationaliteit. Zij heeft op 7 mei 2021 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aangevraagd met als verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet in het bezig is van een geldig machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres komt niet in aanmerking voor een vrijstelling van het vereiste van mvv, omdat in haar geval geen sprake is van een ondertoezichtstelling. [1] Verweerder heeft een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [2] gemaakt, die in het nadeel van eiseres is uitgevallen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het beleid van paragraaf B8/13 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) en/of paragraaf B9/16 van de Vc op haar van toepassing zijn. Op grond van paragraaf B8/13 van de Vc verleent verweerder, op aanvraag of ambtshalve, een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan minderjarige vreemdelingen die door de kinderrechter onder toezicht zijn gesteld, als uit advies van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) blijkt dat de kinderbeschermingsmaatregel niet overdraagbaar is aan het land van herkomst of een ander land [3] of niet binnen anderhalf jaar is overgedragen. Op grond van paragraaf B9/16 van de Vc verleent verweerder een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ als van een minderjarige vreemdeling het gezag van de ouders is beëindigd door de kinderrechter en een voogd is benoemd. Ook wordt op grond van B9/16 deze niet-tijdelijke humanitaire vergunning verleend als de minderjarige vreemdeling meer dan een jaar in het bezit is geweest van voornoemde tijdelijke humanitaire vergunning.
Het beleid van verweerder is danwel onredelijk, danwel onjuist toegepast. Voor zover eiseres als gevolg van haar voogdij door de Stichting Nidos niet langer onder het beleid zou vallen, moet het in haar geval evenwel toch worden toegepast. Het gaat namelijk niet om de standaard voogdij door Stichting Nidos wegens een gezagsvacuüm, maar hangt in haar geval wel degelijk samen met dreigende ontwikkelingsschade. Dat de DT&V nu niet langer kan onderzoeken of de kinderbeschermingsmaatregel kan worden overgedragen aan Vietnam zoals verweerder heeft aangegeven mag niet aan eiseres worden tegengeworpen, maar komt voor rekening en risico van verweerder. Eiseres heeft ook recht op een vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft hierbij een verkeerde belangenafweging gemaakt. Het bestreden besluit voldoet ten slotte ook niet aan de voorwaarden die volgen uit het arrest T.Q. [4]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Voogdijschap en ondertoezichtstelling
4. Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) van 14 april 2020 blijkt dat eiseres in 2016 op 11 jarige leeftijd met haar ouders naar Nederland is verhuisd. In 2018 is haar vader teruggegaan naar Vietnam en in 2019 is haar moeder ook terug gegaan. Eiseres is op 13 jarige leeftijd alleen achtergelaten in Nederland. Aanvankelijk was nog een vriendin van de familie betrokken, maar uiteindelijk woonde eiseres op haar veertiende alleen. De rechtbank Den Haag heeft eiseres, op verzoek van de RvdK, op 24 februari 2020 onder voorlopig toezicht van Stichting Nidos gesteld. Op 6 maart 2020 heeft de rechtbank Den Haag haar onder voorlopig voogdij van Stichting Nidos gesteld tot 6 juni 2020 en op 4 juni 2020 is Stichting Nidos als voogd van eiseres benoemd.
5. De rechtbank heeft ter zitting onder andere vragen geformuleerd die betrekking hebben op de achtergrond van het verschil dat wordt gemaakt in het beleid tussen minderjarige vreemdelingen die onder toezicht zijn gesteld (B8/13 van de Vc) en onder voogdij zijn gesteld waarbij ook de gezagsbeëindiging is uitgesproken (B9/16 van de Vc) enerzijds en de minderjarige vreemdelingen die onder voogdij zijn gesteld als gevolg van een gezagsvacüum anderzijds. Verweerder heeft hierop schriftelijk gereageerd dat het beleidskader van verweerder is beperkt tot verlening van een verblijfsvergunning in de gevallen van ondertoezichtstelling of gezagsbeëindiging van de ouders, omdat een voogdijmaatregel in geval van een gezagsvacuüm , in tegenstelling tot de ondertoezichtstelling en de gezagsbeëindiging, geen noodzakelijk verband houdt met een ernstige ontwikkelingsbedreiging. [5]
6. De rechtbank kan de uitleg van verweerder volgen. In het geval van een ondertoezichtstelling en een gezagsbeëidiging wordt er naast de ouders respectievelijk in plaats van de ouders een derde belast met de opvoedtaken, omdat er als de opvoeding (alleen) aan de ouders wordt overgelaten sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor het kind. In het geval van een gezagsvacuüm zijn er in het geheel geen aanwezige ouders en moet er om die reden in voogdij worden voorzien. In deze laatste situatie kan het gezagsvacuüm worden opgeheven door de alleenstaande minderjarige weer naar de ouders in het land van herkomst te laten terugkeren. Er behoeft in dat geval geen kinderbeschermingsmaatregel te worden overgedragen aan een ander land. De rechtbank acht het beleid waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen ondertoezichtstelling en gezagsbeëindiging enerzijds en voogdij wegens gezagsvacuüm, zonder gezagsbeëindiging, anderzijds niet onredelijk.
Afwijkingsbevoegheid
7. Hoewel het beleid van verweerder naar oordeel van de rechtbank geen onredelijke beleidsbepaling inhoudt, en eiseres niet valt onder het beleid in B8/13 van de Vc, nu uit de wet niet volgt dat de voogdij van Stichting Nidos ook automatisch een ondertoezichtstelling inhoudt en evenmin onder B9/16, nu de voogdij niet is samengegaan met een gezagsbeëindiging - ligt de vraag voor of in het geval van eiseres bijzondere omstandigheden leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid toepassing had moeten geven aan artikel 4:84 van de Awb en had moeten afwijken van voornoemd beleid. [6] Verweerder heeft hier geen toepassing aan gegeven en heeft hiertoe gemotiveerd dat in het geval van eiseres geen sprake is van bijzondere omstandigheden nu er geen ernstige ontwikkelingsdreiging zou zijn. Hiermee heeft verweerder het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende gemotiveerd. De rechtbank overweegt dat uit het GOM-Rapport [7] , opgesteld door de RvdK op 14 april 2020, blijkt dat er wel degelijk sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van eiseres en dat deze niet alleen het gevolg lijkt te zijn van de fysieke afwezigheid van ouders, maar dat dit volgens de RvdK ook samenhangt met het handelen van haar ouders en hun wijze van opvoeden.
7.1.
De ouders van eiseres hechten bovenal waarde aan de opleiding van eiseres.
De RdvK was bezorgd dat de scholing van eiseres dusdanig op de voorgrond stond, dat andere belangrijke ontwikkelingspunten onvoldoende aan bod kwamen. De wens van de ouders dat eiseres passend onderwijs volgde, leek ten koste te gaan van andere ontwikkelingspunten die passend zijn bij de leeftijd van eiseres. Dit was al zo toen zij opgroeide in Vietnam en uitte zich wederom toen zij hier in Nederland alleen werd achtergelaten. De moeder van eiseres wilde volgens de RvdK per se dat eiseres in Nederland bleef, hier naar school ging en zo een goed toekomstperspectief kreeg. [8] Eiseres bevond zich in de leeftijdsfase van de puberteit, waarin het belangrijk is dat jongeren experimenteren en waarin zij uitzoeken wie zij zijn. Het is belangrijk zij in deze fase ruimte en veilige kaders aangeboden krijgen om deze ontwikkelingskaders te doorlopen. Door de opvoedingssituatie van eiseres is zij in een positie gebracht waarin zij al heel jong gedwongen is zelfstandig te worden. Uit het rapport blijkt dat eiseres ook voor zichzelf de lat erg hoog legt als het gaat om schoolprestaties en mede als gevolg hiervan en van haar leefsituatie veel stress heeft ervaren. De RvdK was ook bezorgd dat eiseres zichzelf een coping strategie heeft aangeleerd waardoor zij niet afhankelijk hoefde te zijn van anderen. [9]
7.2.
Veilig Thuis, het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling, heeft meerdere malen geprobeerd de moeder [10] van eiseres op haar verantwoordelijkheid te wijzen, maar zij draaide volgens het GOM-rapport om de kern van het probleem heen, of zij had een oplossing waarbij eiseres wederom in een situatie terecht zou komen waarbij zij alleen woonde zonder volwassen toezicht. De moeder van eiseres heeft aangegeven dat zij destijds door een moeilijk periode ging, omdat zij voor zowel haar bedrijf als haar zieke man zorg moest dragen. Deze situatie heeft er evenwel toe geleid dat de woning van eiseres in Nederland werd ontruimd en dat eiseres op haar veertiende op straat dreigde te belanden. [11]
7.3.
Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij niet terug kon keren naar haar ouders zonder haar opleiding te hebben afgemaakt. In dat geval vreest zij dat zij direct naar een ander land gestuurd zou zijn om alsnog een opleiding te volgen. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank deze vrees reëel.
8. Ten slotte wijst de rechtbank ook op de volgende passage uit het GOM-rapport:
“Indien de kinderrechter onvoldoende gronden ziet voor een VOVO maar wel voor
een VOTS en MUHP, is het NIDOS niet bevoegd om de maatregel langer uit te
voeren. In dit geval zal de maatregel overgedragen worden naar
Jeugdbescherming West. Zij zijn echter niet gespecialiseerd in het asielrecht en
daarmee niet in staat om Kira in haar verblijfsprocedure te begeleiden hiervoor is
aangegeven, heeft Kira baat bij stabilisatie. De wisseling in begeleiding is niet
wenselijk en is niet in het belang van Kira.” [12]
Niet alleen blijkt uit deze passage dat de (voorlopige) voogdijmaatregel inderdaad een verderstrekkende maatregel is dan de (voorlopige) ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, maar ook dat het goed mogelijk is dat van een ondertoezichtstelling (in combinatie met een uithuisplaatsing) is afgezien om de betrokkenheid van de Stichting Nidos met diens vreemdelingrechtelijke specialisatie te garanderen, en niet zozeer omdat er geen reden voor een ondertoezichtstelling in de zin van een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling zou zijn.
9. Op grond van het voorgaande valt niet zonder nadere motivering in te zien, waarom verweerder in redelijkheid zou kunnen afzien van het toepassen van artikel 4:84 van de Awb. Het beroep is dan ook gegrond. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen, waarin verweerder opnieuw dient af te wegen of nader zal moeten motiveren waarom geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in 4:84 van de Abw. In deze afweging mag het gegeven dat de DT&V ten tijde van het bestreden besluit geen onderzoek heeft verricht naar de situatie in Vietnam en dat dit nu - zoals verweerder heeft aangegeven – niet langer kan, niet aan eiseres worden tegengeworpen. Ook mag het gegeven dat eiseres inmiddels de meerderjarige leeftijd heeft niet worden tegengeworpen, nu indien de vergunning destijds aan eiseres was verleend zij mogelijk voor haar meerderjarigheid aanspraken had kunnen maken op een niet-tijdelijke humanitaire vergunning. [13] Ten slotte dient verweerder bij de te maken afwegingen - ook die in het kader van artikel 8 van het EVRM - tevens te betrekken dat de omstandigheid dat het illegaal verblijf van eiseres haar als destijds minderjarige niet kan worden tegengeworpen.
Wat is de conclusie?
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
11. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het betaalde griffierecht vergoeden. Ook moet verweerder de proceskosten die eiseres heeft gemaakt in beroep vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op een totaal van € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een reactie op verweerder met een waarde van € 837,- met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht van € 184,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met de uitspraak?

Voetnoten

1.De mvv-vrijstelling is geregeld in artikel 17 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 3.71 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Het beleid voor kinderen met een beschermingsmaatregel is geregeld in paragraaf B8/13 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
2.Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Verweerder verleent de verblijfsvergunning ambtshalve of op aanvraag, op grond van artikel 3.6 en artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder b van het Vb en artikel 3.24aa, eerste lid, aanhef en onder f van het Vreemdelingenvoorschrift 2000 (Vv).
4.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:9.
5.Verweerder verwijst hierbij naar Werkinstructie 2022/16, noot 4, pagina 5.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, en 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2290.
7.Generiek onderzoeksrapport.
8.Raad voor de Kinderbescherming, GOM-Rapport, pagina 9-10.
9.Raad voor de Kinderbescherming, GOM-Rapport, pagina 13-14.
10.De vader van eiseres weet niet alles van de situatie. Moeder wil dit graag zo houden, omdat vader kampt met een depressie. Moeder en eiseres willen hem niet onnodig belasten met zorgen. Hij weet globaal wat er speelt, maar de details kent hij niet.
11.Raad voor de Kinderbescherming, GOM-Rapport, pagina 4-5.
12.Raad voor de Kinderbescherming, GOM-Rapport, pagina 11.
13.Bijvoorbeeld B9/16.5 van de Vc.