In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2023 wordt het beroep van een Gambiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die stelt dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid vreest voor vervolging in Gambia, heeft op 1 juni 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 7 juni 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de eiser, die onder andere stelde dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid bij terugkeer naar Gambia voor mishandeling en de dood vreest.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de seksuele geaardheid van de eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank wijst op de wisselende verklaringen van de eiser over zijn asielmotief en de omstandigheden waaronder hij naar Nederland is gevlucht. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn seksuele geaardheid. Ook de gestelde betrapping door de autoriteiten in Gambia wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris wordt bevestigd. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om consistente en onderbouwde verklaringen te geven over hun situatie en de risico's die zij lopen in hun land van herkomst.