ECLI:NL:RBDHA:2023:16025

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/642824/KG RK 23-227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken is als tussenkomende partij in een civiele procedure, heeft eerder op 15 december 2022 een wrakingsverzoek ingediend, dat op 6 februari 2023 werd afgewezen. Na een aantal e-mails en een nieuw wrakingsverzoek op 17 februari 2023, heeft de wrakingskamer geoordeeld dat het verzoek kennelijk ongegrond is. Verzoeker stelt dat de rechter partijdig is en zijn belangen negeert, omdat hij meent dat de rechter onjuiste beslissingen heeft genomen en niet wil wachten op een vonnis in een herroepingsprocedure die relevant is voor de hoofdzaak. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, en dat beslissingen van de rechter zelf geen grond voor wraking kunnen zijn. De wrakingskamer concludeert dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikt om de procedure te frustreren, en bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/29
zaak- /rekestnummer: C/09/642824 / KG RK 23-227
Beslissing van 24 februari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. I.D. Dam,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
De rechter is behandelend rechter in de zaak met nummer 10114591 CV EXPL 22-2807 (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak is [eiser] eisende partij en [gedaagde] en de maatschap [maatschap] Netwerk Notarissen zijn gedaagde partijen. Verzoeker is in de hoofdzaak tussenkomende partij.
1.2.
Op 15 december 2022 heeft verzoeker in de hoofdzaak een wrakingsverzoek ingediend (hierna: ‘het eerste wrakingsverzoek’). Dit verzoek is op 23 januari 2023 ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Bij beslissing van 6 februari 2023 is het verzoek tot wraking afgewezen.
1.3.
Op 12 februari 2023, 13 februari 2023 en 16 februari 2023 heeft verzoeker e-mails aan onder andere de griffie van de wrakingskamer toegezonden. Bij e-mail van 17 februari 2023 heeft verzoeker opnieuw een wrakingsverzoek ingediend.
1.4.
De rechter heeft naar aanleiding van het wrakingsverzoek van 17 februari 2023 per e-mail een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de griffie van de wrakingskamer toegezonden. Zoals uit hetgeen hierna wordt overwogen blijkt is het wrakingsverzoek van verzoeker kennelijk ongegrond en wordt het wrakingsverzoek niet ter zitting behandeld. De wrakingskamer heeft daarom geen kennisgenomen van de schriftelijke reactie van de rechter en de schriftelijke reactie maakt dus ook geen onderdeel uit van het wrakingsdossier.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de onder 1.1 vermelde hoofdzaak.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Na de beslissing op het eerste wrakingsverzoek heeft verzoeker in de hoofdzaak gevraagd om een nieuwe zitting. Op 16 februari 2023 is aan verzoeker bericht dat vonnis in de hoofdzaak is bepaald op 22 februari 2023, dat het verzoek om een herhaalde zitting wordt afgewezen en dat geen stukken meer kunnen worden overgelegd. Dit bericht vormde voor verzoeker aanleiding voor een nieuw verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker stelt dat de rechter het verzoek om een nieuwe zitting in de wind slaat, evenals zijn onderzoekswensen en nieuwe bewijzen dat eiser in de hoofdzaak ter zitting tegenover de rechter heeft gelogen. Dit is volgens verzoeker bewijs van partijdigheid en vooringenomenheid ten nadele van hem. Volgens verzoeker negeert de rechter zijn belangen en is zij voornemens in het voordeel van eiser in de hoofdzaak vonnis te wijzen. Volgens verzoeker kan een rechter die strafbare feiten van zijn wederpartij niet wil vaststellen en niet wil weten dat die wederpartij tegenover haar heeft gelogen, niet anders dan partijdig en vooringenomen zijn. Verzoeker verwijt de rechter verder dat zij kennelijk niet de beslissing in de herroepingsprocedure ten aanzien van het vonnis waar eiser in de hoofdzaak zijn vorderingen op baseert wil afwachten. Dat vonnis zal vrijwel zeker ongeldig worden verklaard, waardoor eiser in de hoofdzaak niets meer van verzoeker te claimen heeft, maar kennelijk wil de rechter daarvoor al de claim van verzoeker toewijzen. Verzoeker stelt dat hij alle rechtsmiddelen die hem ter beschikking staan zal benutten om te voorkomen dat de rechter een voor hem nadelig vonnis wijst. Volgens hem is wraking op bovengenoemde gronden één van die rechtsmiddelen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat deze volgens hem onjuiste beslissingen heeft genomen en een onjuiste beslissing gaat nemen. Verzoeker verwijst naar de beslissingen om geen nieuwe zitting te bepalen, het niet honoreren van onderzoekwensen en het niet in acht nemen van bewijsmiddelen en hij stelt dat de rechter in de hoofdzaak in het voordeel van eiser in de hoofdzaak zal gaan beslissen.
3.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat op dit moment niet vooruit gelopen kan worden op de beslissing(en) die de rechter zal nemen in het vonnis dat in de hoofdzaak zal worden gewezen. Dat is overigens bij de beoordeling van het wrakingsverzoek ook niet relevant. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Dat geldt zowel voor rechterlijke tussenbeslissingen, procedurele beslissingen als eindbeslissingen. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (procedurele/tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, dat is gebaseerd op door de rechter genomen of nog te nemen beslissingen, niet toewijsbaar is.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar omdat direct duidelijk is dat het verzoek ongegrond is, wordt aan dat debat niet toegekomen.
3.5.
Dit is het tweede wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak. Beide wrakingsverzoeken zijn niet gehonoreerd. Verzoeker legt aan zijn wrakingsverzoek telkens ten grondslag dat hij het niet eens is met beslissingen van de rechter ten aanzien van de regievoering, procedurele beslissingen en een mogelijke negatief eindoordeel. Zoals verzoeker in het wrakingsverzoek ook uitdrukkelijk aangeeft probeert hij met het wrakingsverzoek te voorkomen dat de rechter een hem onwelgevallige beslissing neemt. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. Gelet hierop en om een onredelijke vertraging van de rechtsgang te voorkomen zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 1.1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de onder 1.1. vermelde procedure niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering/ wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • eiser en gedaagden in de hoofdzaak;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en R. Cats, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.