Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoeker;
- eiser en gedaagden in de hoofdzaak;
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken is als tussenkomende partij in een civiele procedure, heeft eerder op 15 december 2022 een wrakingsverzoek ingediend, dat op 6 februari 2023 werd afgewezen. Na een aantal e-mails en een nieuw wrakingsverzoek op 17 februari 2023, heeft de wrakingskamer geoordeeld dat het verzoek kennelijk ongegrond is. Verzoeker stelt dat de rechter partijdig is en zijn belangen negeert, omdat hij meent dat de rechter onjuiste beslissingen heeft genomen en niet wil wachten op een vonnis in een herroepingsprocedure die relevant is voor de hoofdzaak. De wrakingskamer benadrukt dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, en dat beslissingen van de rechter zelf geen grond voor wraking kunnen zijn. De wrakingskamer concludeert dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikt om de procedure te frustreren, en bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.