ECLI:NL:RBDHA:2023:16017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
23/544
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bewonersparkeervergunning en procesbelang bij proceskostenvergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bewonersparkeervergunning. Eiser had op 17 mei 2022 een bewonersparkeervergunning en een bezoekersparkeervergunning aangevraagd, maar alleen de bezoekersparkeervergunning werd verleend. Na bezwaar tegen de afwijzing van de bewonersparkeervergunning, bleef verweerder bij zijn besluit. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij zijn gronden op 14 februari 2023 heeft aangevuld. De rechtbank heeft de zaak op 4 oktober 2023 behandeld, maar eiser was niet aanwezig.

De rechtbank constateert dat eiser een garagebox heeft, die hij gebruikt voor opslag, maar niet voor het parkeren van zijn auto. Verweerder oordeelt dat de garagebox als een parkeerplaats op eigen terrein (POET) kan worden aangemerkt, waardoor eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor de bewonersparkeervergunning. Per 1 januari 2023 is de definitie van POET gewijzigd, en eiser heeft inmiddels een nieuwe aanvraag ingediend die is goedgekeurd op 7 maart 2023.

De rechtbank overweegt dat eiser met zijn beroep beoogde dat hem alsnog de bewonersparkeervergunning zou worden verleend, maar deze is inmiddels verleend. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij het beroep. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/544

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.S. Maas),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag; verweerder

(gemachtigde: D. Khougiani).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van een bewonersparkeervergunning.
1.1.
Eiser heeft op 17 mei 2022 een bewonersparkeervergunning en een bezoekersparkeervergunning aangevraagd. Op 19 mei 2022 is alleen de bezoekersparkeervergunning verleend. Hiertegen heeft eiser op 26 mei 2022 bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 13 juni 2022 is de aanvraag van de bewonersparkeervergunning afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 december 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld, waarvan de gronden op 14 februari 2023 zijn aangevuld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser woont aan de [adres] [nummer] in [plaats]. Op het terrein van eiser bevindt zich een garagebox. Eiser gebruikt deze ruimte voor de opslag van spullen, maar niet voor het parkeren van zijn Volkswagen Golf. Daarvoor is de box volgens eiser te klein. Eiser heeft een parkeergelegenheid in de onmiddellijke nabijheid van zijn woning dringend nodig, omdat hij als mantelzorger van zijn bejaarde moeder de auto binnen bereik wil hebben.
3. Verweerder is van oordeel dat de garagebox van eiser ten tijde van het bestreden besluit was aan te merken als een “parkeerplaats op eigen terrein” (POET), volgens de wijze waarop dit begrip op dat moment was gedefinieerd in de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022. [1] Daarmee zou eiser niet voldoen aan de voorwaarden voor een bewonersparkeervergunning. [2]
4. Per 1 januari 2023 is de definitie van een POET gewijzigd. Daarbij zijn afmetingscriteria aan de definitie toegevoegd. De garagebox beantwoordt niet aan deze afmetingscriteria. Eiser heeft een nieuwe aanvraag ingediend. Op 7 maart 2023 is alsnog een bewonersparkeervergunning aan eiser verleend.
Wat vinden partijen in beroep?
5. Eiser vindt dat de aanvraag van 17 mei 2022 had moeten worden toegewezen. Verweerder had de toekomstige definitie moeten toepassen, omdat deze ten tijde van het bestreden besluit al bekend was. Bovendien stelt eiser door de afwijzing onevenredig te zijn benadeeld. De garagebox is te smal voor zijn auto en voldoet niet aan de kwaliteitseisen uit NEN-norm 2243. Het bestreden besluit strookt niet met de evenredigheidstoets. Het bestreden besluit is bovendien onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
6. Verweerder volhardt in de overwegingen over de inhoud en strekking van het begrip POET. Verder verwijst zij naar de op 7 maart 2023 verleende bewonersparkeervergunning. In het licht van deze alsnog verleende vergunning trekt verweerder in twijfel of eiser iets met het beroep kan bewerkstellingen.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank dient in de eerste plaats ambtshalve te beoordelen of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
8. Met het beroep heeft eiser willen bewerkstelligen dat hem, na vernietiging van het bestreden besluit, alsnog de beoogde bewonersparkeervergunning zou worden verleend. Inmiddels heeft eiser deze vergunning alsnog verkregen. Tegen deze vergunning kunnen geen rechtsmiddelen meer worden aangewend.
9. Inmiddels heeft eiser dus buiten het kader van het beroep verkregen wat hij met het instellen van beroep heeft willen bereiken. Eiser heeft niet gesteld dat het bestreden besluit hem schade heeft berokkend. Daarom heeft hij geen procesbelang meer. Voor de goede orde merkt de rechtbank op, dat de door eiser nagestreefde proceskostenveroordeling onvoldoende procesbelang oplevert voor een inhoudelijke beoordeling van de zaak. [3]
10. Overigens constateert de rechtbank dat verweerder weliswaar alsnog tot vergunningverlening is overgegaan, maar dat dit kennelijk voortvloeit uit de wijziging van de Regeling. Dit vormt dus geen tegemoetkoming aan het beroep die aanleiding zou kunnen zijn voor een proceskostenvergoeding. [4]

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In artikel 1.1, tweede lid, werd dit begrip in de volgende bewoordingen gedefinieerd: “een plaats die juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld is om motorvoertuigen te parkeren, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer toegankelijk.” In artikel 4.1.4. tweede lid, werd het begrip ook van toepassing verklaard op “de parkeerplaats die feitelijk niet als parkeerplaats wordt gebruikt.”
2.Op grond van artikel 4.2.1, eerste lid onder c van deze regeling.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI7551.
4.Zie artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht.