ECLI:NL:RBDHA:2023:15984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
AWB 23/4467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van middelenvereiste en familierechtelijke relatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 oktober 2023, is het beroep van eisers, een moeder en haar dochter, tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op 19 november 2021, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand. De staatssecretaris stelde dat referent, de gestelde echtgenoot van eiseres 1, niet voldeed aan het middelenvereiste, omdat hij een uitkering ontving en niet aannemelijk had gemaakt dat hij vrijgesteld was van de sollicitatieplicht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat referent het huwelijk met eiseres 1 niet had aangetoond en dat de familierechtelijke relatie niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk kregen en geen vergoeding van proceskosten ontvingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/4467

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2023 in de zaak tussen

[moeder] , eiseres 1

V-nummer: [nummer 1]
en
[dochter], eiseres 2
V-nummer: [nummer 2]
hierna samen eisers,
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referent] (referent)’.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen met het besluit van 19 november 2021. Met het bestreden besluit van 29 maart 2023 op het bezwaar van eisers is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op 23 juni 2023 een aantal stukken die zien op de asielprocedure van referent ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers, referent ( [naam referent] ) en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres 1 is geboren op [datum 1] . Eiseres 2 is de dochter van eiseres 1 en is geboren op [datum 2] . Beiden hebben de Syrische nationaliteit. Referent, geboren op
[datum 3] , is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Hij is de gestelde echtgenoot van eiseres 1 en de gestelde niet-biologische vader van eiseres 2. Referent heeft op 6 juni 2021 een aanvraag voor een mvv ingediend ten behoeve van eisers voor het doel ’Verblijf als familie- of gezinslid’.
2.1.
De staatssecretaris heeft de aanvraag voor eisers afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste. [1] Referent ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw), waardoor zijn inkomen niet zelfstandig is. Referent is niet vrijgesteld van het middelenvereiste, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij blijvend niet aan de sollicitatieplicht kan voldoen. Er bestaat volgens de staatssecretaris geen aanleiding om wegens bijzondere omstandigheden van zijn beleid af te wijken. De afwijzing van de aanvragen is volgens de staatssecretaris verder niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [2] , omdat geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven.
2.2.
Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Nadat het besluit van 19 juli 2022, waarbij het bezwaar van eisers kennelijk ongegrond is verklaard, door de staatssecretaris is ingetrokken heeft op 26 januari 2023 een ambtelijke hoorzitting plaatsgevonden en is referent in de gelegenheid gesteld om het bezwaar toe te lichten.
2.3.
Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de afwijzing van de aanvraag
gehandhaafd, omdat niet aan het inkomensvereiste is voldaan en referent daarvan niet wordt vrijgesteld. De staatssecretaris blijft bij zijn standpunt dat referent zijn huwelijk met eiseres 1 niet heeft aangetoond en dat de feitelijke gezinsband tussen referent en eisers met de in bezwaar overgelegde stukken niet aannemelijk is gemaakt. Verder heeft de staatssecretaris wel een belangenafweging gemaakt, maar deze is in het nadeel van eisers en referent uitgevallen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat de afwijzing van eisers aanvraag om verlening van een mvv in het kader van nareis in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij, aan de hand van de beroepsgronden van eisers, tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het middelenvereiste
4.1.
Eisers voeren aan dat de staatssecretaris ten onrechte geen reden heeft gezien om referent vrij te stellen van het inkomensvereiste. Zij stellen hiertoe dat eraan voorbijgegaan wordt dat referent momenteel is vrijgesteld van de sollicitatieplicht en dat het al lange tijd niet goed gaat met zijn gezondheid. Zodra eisers naar Nederland kunnen komen, zal referent minder gestrest zijn en kunnen ze samen aan hun toekomst werken. Op de zitting is namens referent naar voren gebracht dat de staatssecretaris in het bestreden besluit geen persoonlijke afweging heeft gemaakt.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste, nu hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden [3] voor vrijstelling van het middelenvereiste. Daarbij heeft de staatssecretaris kunnen betrekken dat referent een uitkering op grond van de Pw ontvangt en dat daarom zijn inkomen niet zelfstandig is. Ook heeft de staatssecretaris van belang mogen vinden dat referent niet heeft aangetoond dat hij gedurende een periode van vijf jaar volledig is vrijgesteld van de sollicitatieplicht en dat dit ook niet blijkt uit de op 17 juni 2023 ingezonden informatie van de gemeente Groningen. De stelling van eisers dat referent is vrijgesteld van de verplichting om werk te zoeken, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat niet gebleken is dat referent gedurende vijf jaar volledig is ontheven van de plicht tot inschakeling als bedoeld in artikel in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw. De stelling van eisers dat het al lange tijd niet goed gaat met de gezondheid van referent, maakt dit niet anders. Zonder aan de gezondheidssituatie van eiser af te willen doen, is er geen reden om aan te nemen dat eiser in de toekomst niet meer zou kunnen werken.
Familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM
5.1.
Eisers voeren aan dat eiseres 1 in 2012 is getrouwd met referent. Het is volgens eisers niet juist dat de staatssecretaris voorbij gaat aan de overgelegde authentieke documenten van het huwelijk uit 2012 dat pas veel later is geregistreerd. Zij wijzen op een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 december 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:6690), waaruit blijkt dat het goed mogelijk is dat er sprake is van een huwelijk, maar dat er zonder registratie niet wordt uitgegaan van een geldig huwelijk. Uit de door referent overgelegde officiële documenten blijkt dat hij en eiseres 1 samen hun leven inrichten als man en vrouw en dit bevestigt dat zij getrouwd zijn. De bij referent ontstane spraakverwarring over het begrip ‘huwelijk’ kan niet als doorslaggevend worden gezien. Tijdens de hoorzitting sprak referent over verloving, terwijl hij het had over een niet-geregistreerd huwelijk. Deze spraakverwarring kan geen reden voor de staatssecretaris zijn om er vanuit te gaan dat er geen sprake is van een geldig huwelijk tussen referent en eiseres 1. Zij wijzen er daarbij op dat officiële documenten over het huwelijk zijn overgelegd en dat referent en eiseres 1 onlangs samen een kind hebben gekregen. De staatssecretaris heeft eiseres 2 ten onrechte niet aangemerkt als het juridische kind van referent, terwijl door de gemeente Groningen is vastgesteld dat zij dit wel degelijk is. Eisers vinden het onjuist dat de staatssecretaris voorbij gaat aan de Basisregistratie personen.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat referent het gestelde huwelijk met eiseres 1 niet heeft aangetoond. Daarbij heeft de staatssecretaris terecht referent tegengeworpen dat de gegevens in het familieboekje, het uittreksel van het Syrische gezinsregister uit de burgerlijke stand en de geboorteakte van eiseres 2, die bij de aanvragen zijn overgelegd, niet overeenkomen met de verklaringen die referent tijdens zijn asielprocedure heeft afgelegd. De staatssecretaris heeft daarbij mogen aangeven dat referent in het bezwaarschrift heeft gezegd dat de gegevens die op die documenten staan, niet juist zijn. Verder heeft de staatssecretaris terecht aan referent tegengeworpen dat hij zijn verklaringen over het huwelijk met eiseres steeds heeft gewijzigd. Daarbij heeft de staatssecretaris kunnen meewegen dat referent heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2019 met eiseres 1 is getrouwd, dat hij in het bezwaar tegen de afwijzing van het visum voor familiebezoek heeft aangegeven alleenstaand te zijn en dat hij eiseres 1 als ‘zijn verloofde’ heeft genoemd. Tevens heeft de staatssecretaris van belang mogen vinden dat referent tijdens de hoorzitting op 26 januari 2023 heeft verklaard dat hij al op 12 maart 2012 met eiseres 1 op islamitische wijze is gehuwd, maar dat dit huwelijk van rechtswege is vervallen omdat het toen niet tijdig werd ingeschreven. De stelling van eisers dat het huwelijk veel later is geregistreerd en daarna een geldig is huwelijk is geworden, maakt naar het oordeel niet dat de staatssecretaris het huwelijk tussen referent en eiseres 1 aannemelijk had moeten vinden. De verwijzing van eisers naar de door hen onder 6.1 aangehaalde uitspraak maakt het naar het oordeel van de rechtbank niet anders. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat, gelet op de wisselende verklaringen van referent over zijn relatie, er sterk aan wordt getwijfeld dat sprake is van huwelijksrelatie.
5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat door de wisselende verklaringen van referent over het (gestelde) huwelijk met eiseres 1 twijfel is ontstaan aan de feitelijke gezinsband tussen referent en eisers. De stelling van eisers dat de wisselende verklaringen van referent te maken heeft met de betekenis van begrippen als verloving, islamitisch huwelijk en (ingeschreven) burgerlijk huwelijk, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte aan referent tegengeworpen dat zijn verklaringen dat hij eiseres in mei 2019 heeft leren kennen en dat zijn relatie met haar toen is begonnen in tegenspraak zijn met zijn verklaring dat hij al in 2012 met eiseres 1 was getrouwd. De staatssecretaris heeft zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aan het familieboekje, het uittreksel van het Syrische gezinsregister uit de burgerlijke stand en de geboorteakte die bij de aanvraag zijn overgelegd, geen waarde toekomt. Daarbij heeft hij niet ten onrechte van belang geacht dat er ernstig twijfel bestaat over het door referent gestelde huwelijk met eiseres 1 en de relatie met eiseres 2, omdat referent in bezwaar heeft aangegeven dat genoemde documenten inhoudelijk niet kloppen. Verder heeft de staatssecretaris zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat, gelet op de sterk wisselende verklaringen van referent over het gestelde huwelijke met eiseres 1, geen overwegende waarde kan worden gehecht aan de overgelegde huwelijksakte en het Uittreksel individuele gezinsregistratie voor Syriërs bij de burgerlijke stand, afgegeven op 22 mei 2022. De Whatsapp-berichten en foto’s maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat referent het gestelde huwelijk met eiseres 1 en de familierechtelijke relatie met eisers niet aannemelijk heeft gemaakt.
5.4.
De stelling van eisers dat er verschil bestaat tussen een huwelijk dat geregistreerd is, een huwelijk dat niet geregistreerd is en een huwelijk dat later alsnog wordt geregistreerd, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende af aan de redenen waarom de staatssecretaris sterk twijfelt aan het gestelde huwelijk tussen referent en eiseres 1 als in 5.3 weergegeven. Dat referent in de veronderstelling was dat een niet-geregistreerd huwelijk in Nederland gelijk kan worden gesteld met een verloving en dat sprake was van een spraakverwarring tijdens de hoorzitting, volgt de rechtbank niet. Uit het verslag van de hoorzitting van 26 januari 2023 blijkt niet dat bij referent sprake is geweest van een grote spraakverwarring. Anders dan eisers stellen, heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit de gestelde spraakverwarring bij referent over het begrip ‘huwelijk’ niet doorslaggevend geacht. De staatssecretaris heeft in het bestreden veel meer argumenten genoemd waarom hij het gestelde huwelijk tussen referent en eiseres 1 niet aannemelijk vindt. De enkele stelling van eiser dat dat de communicatie met referent moeizaam is verlopen vanwege zijn psychische problemen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Referent heeft geen medische stukken overgelegd waaruit dat blijkt.
5.5.
Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris zich, met de in het bestreden besluit gegeven motivering, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het (gestelde) huwelijk tussen referent en eiseres 1 en de familierechtelijke relatie met eisers niet aannemelijk is gemaakt.
Belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM
6.1.
Verder voeren eisers aan dat het feit dat de staatssecretaris een belangenafweging heeft verricht in het kader van artikel 8 van het EVRM duidt op het aannemen van een gezinsband. Het is voor referent niet mogelijk om zich in Libanon te vestigen en hij kan slechts tijdelijk op bezoek bij eisers. Volgens eisers is dan sprake van een objectieve belemmering en dat is door de staatssecretaris niet bij de belangenafweging meegewogen. Zij wijzen erop dat er sprake is van vreemdelingenhaat tegenover mensen van Syrische komaf in Libanon en dat mensen zonder pardon worden uitgezet naar Syrië. Eisers vinden dat de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van referent uitvalt.
6.2.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 [4] volgt dat de staatssecretaris bij
een beroep op artikel 8 van het EVRM niet mag volstaan met de vaststelling dat geen beschermenswaardig familieleven bestaat. Hij moet altijd een belangenafweging maken, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken. De rechtbank toetst zonder terughoudendheid of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en toetst met enige terughoudendheid welk gewicht hij daaraan in de belangenafweging heeft toegekend en of die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden van eisers en referent in het kader van artikel 8 van het EVRM kenbaar afgewogen tegen het economische belang van de Nederlandse staat en voldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eisers en referent uitvalt.
voldoende bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM heeft betrokken. De staatssecretaris heeft in het nadeel kunnen meewegen dat de familierechtelijke relatie tussen referent en eiseres 1 niet is aangetoond en dat eisers geen verblijfsvergunning in Nederland hadden toen referent naar Nederland kwam. Dat referent niet aan het inkomensvereiste voldoet omdat hij al langere tijd een uitkering op grond van de Pw ontvangt is niet ten onrechte in het nadeel van eisers meegewogen. Daarnaast heeft de staatssecretaris in het nadeel kunnen meewegen dat eiseres 1 geen band met Nederland heeft, dat referent een band heeft met Libanon, omdat hij daar vanaf 2002 heeft gewoond en dat zijn band met Libanon – nu eisers daar wonen – sterker is dan zijn band met Nederland.
6.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat de staatsecretaris zich in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat in het geval van referent geen sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven met eisers in Libanon uit te oefenen. De staatssecretaris heeft daarbij kunnen meewegen dat eiser heeft verklaard dat hij vanaf 2002 tot zijn vertrek naar Nederland in Libanon heeft gewoond. De stelling van eisers dat sprake is van een objectieve belemmering omdat referent zich niet in Libanon kan vestigen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Dat, zoals eisers stellen, er in Libanon sprake is van vreemdelingenhaat tegenover mensen die van Syrische komaf zijn en dat mensen zonder pardon worden uitgezet naar Syrië, maakt het niet anders.
6.5.
Alles bij elkaar in samenhang bezien heeft de staatssecretaris de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eisers laten uitvallen. De afwijzing van de mvv-aanvraag is daarom niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 3.22, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
2.Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie artikel 3.22, tweede lid, van het Vb 2000 en paragraaf B7/2.1.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).