ECLI:NL:RBDHA:2023:1589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.5667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en gebruikelijke verblijfplaatsen van eiseres in Egypte en Koeweit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, een beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft eerder op 10 juni 2022 een tussenuitspraak gedaan waarin verweerder werd opgedragen om gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Eiseres heeft in haar aanvraag gesteld dat zij niet kan terugkeren naar Egypte en Koeweit, landen die door verweerder als gebruikelijke verblijfplaatsen zijn aangemerkt. De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de verklaringen van eiseres over haar verblijf in deze landen geloofwaardig zijn, maar dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij daar vervolgd wordt of te vrezen heeft voor ernstige schade. De rechtbank heeft het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang, aangezien dit besluit was ingetrokken. Het beroep tegen het tweede bestreden besluit is ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van oordeel is dat de geconstateerde gebreken zijn hersteld en dat het besluit de rechterlijke toets kan doorstaan. Tevens heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5667

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. J.J.M. van Raak en mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2022 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J.M. van Raak.
Bij tussenuitspraak van 10 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5787, heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om de in het bestreden besluit 1 geconstateerde gebreken binnen zestien weken te herstellen met in achtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak.
Op 16 juni 2022 heeft verweerder eiseres aanvullend gehoord. Op 22 juni 2022 heeft eiseres bij verweerder correcties en aanvullingen ingediend op het gehoorverslag. Verweerder heeft op 12 augustus 2022 een nieuw voornemen uitgebracht. Eiseres heeft op 5 september 2022 bij verweerder een zienswijze ingediend.
Bij besluit van 29 september 2022 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder nadere zitting.

Overwegingen

1. Voor een beschrijving van de feiten van deze zaak, en de eerder ingenomen standpunten van partijen, verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
2. De rechtbank blijft bij alles wat is overwogen en beslist in de tussenuitspraak, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank namelijk volgens vaste jurisprudentie in beginsel niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in een tussenuitspraak.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort weergegeven, overwogen dat verweerder niet heeft gemotiveerd op welke juridische grondslag het standpunt is gebaseerd dat eiseres kan terugkeren naar Egypte en dat verweerder onvoldoende de individuele omstandigheden van eiseres heeft betrokken bij de beoordeling of terugkeer van eiseres naar Gaza in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. In het bestreden besluit 2 heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiseres volledig opnieuw beoordeeld. Hieruit begrijpt de rechtbank dat het bestreden besluit 1 is ingetrokken. Eiseres heeft niet gesteld schade te hebben geleden ten gevolge van het bestreden besluit 1. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit 1, niet-ontvankelijk verklaren wegens gebrek aan procesbelang.
5. Verweerder concludeert in het bestreden besluit 2 dat de opvolgende asielaanvraag van eiseres kennelijk ongegrond is zoals bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000. De verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst zijn geloofwaardig geacht. Omdat eiseres lange tijd legaal in Koeweit heeft verbleven, en ook regelmatig in Egypte heeft verbleven, zijn deze twee landen als gebruikelijke verblijfplaatsen van eiseres aangemerkt. Ook de verklaringen van eiseres over haar etniciteit, haar Palestijnse afkomst en haar daarmee samenhangende staatloosheid zijn geloofwaardig geacht. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij in Koeweit of Egypte vervolgd wordt, dan wel te vrezen heeft voor ernstige schade. Het bestreden besluit 2 heeft dan ook te gelden als terugkeerbesluit. Ook heeft verweerder tegen eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaren uitgevaardigd.
6. Eiseres voert daartegen het volgende aan. In het bestreden besluit 2 is nog steeds geen juridische grondslag opgenomen voor terugkeer naar Egypte, en wordt niets meer gezegd over Gaza, zodat de geconstateerde gebreken niet zijn hersteld. Daarnaast zijn zowel Koeweit als Egypte ten onrechte als gebruikelijke verblijfplaats aangemerkt. Eiseres verwijst ter onderbouwing hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 15 september 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:7030, en naar de e-mail van haar zoon van 13 oktober 2022.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. In het bestreden besluit 2 wordt niet langer van eiseres verlangd dat zij terugkeert naar Gaza. Dit brengt met zich dat niet langer sprake kan zijn van een gebrek in de motivering daarvan. Daarnaast blijkt duidelijk uit het bestreden besluit 2 dat eiseres volgens verweerder kan terugkeren naar Koeweit en Egypte omdat deze landen in haar geval kunnen worden aangemerkt als gebruikelijke verblijfplaats (zoals bedoeld in onderdeel C2/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000). De geconstateerde gebreken zijn hiermee hersteld.
8. Eiseres kan niet worden gevolgd in de stelling dat Egypte in haar geval ten onrechte als gebruikelijke verblijfsplaats is aangemerkt. Eiseres betwist langere tijd in Egypte te hebben gewoond. Verweerder stelt zich echter, gelet op het navolgende, niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres hierin niet kan worden gevolgd omdat zij hierover steeds wisselende verklaringen aflegt.
9. In haar eerste asielprocedure heeft eiseres verklaard ongeveer vier jaar in Egypte te hebben gewoond en daarna ongeveer vijf of zes keer naar Egypte te zijn teruggekeerd. Ook heeft eiseres toen verklaard dat zij een Egyptisch reisdocument voor Palestijnen had dat zij elke vijf jaar liet verlengen. Eerst tijdens het beroep tegen de afwijzing van haar eerste asielaanvraag heeft eiseres verklaard altijd illegaal te zijn geweest in Egypte. In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 3 januari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:85, is geoordeeld dat verweerder niet ten onrechte niet is meegegaan in deze nieuwe verklaring. Deze uitspraak staat in rechte vast.
10. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat met de verklaring van eiseres in deze procedure dat zij betwist langere tijd in Egypte te hebben gewoond opnieuw een gewijzigde weergave van de feiten wordt gegeven, die om die reden niet gevolgd kan worden. De stelling van eiseres dat dit niet aan haar kan worden tegengeworpen vanwege geheugenproblemen is niet onderbouwd. Het medisch advies in de eerste asielprocedure (waarin staat dat eiseres last kan ondervinden van vermoeidheid en algehele malaise), de stelling van eiseres dat zij moeilijk data kan onthouden en de overgelegde e-mail van de zoon zijn hiertoe onvoldoende. Verweerder gaat al met al terecht uit van de oorspronkelijke verklaringen van eiseres. De door eiseres aangehaalde uitspraak van zittingsplaats Roermond leidt niet tot een ander oordeel, omdat het in die zaak ging om een vreemdeling die, anders dan eiseres, enkele jaren illegaal in Egypte had verbleven.
11. Eiseres kan ook niet worden gevolgd in de stelling dat Koeweit in haar geval ten onrechte als gebruikelijke verblijfplaats is aangemerkt. Niet in geschil is dat eiseres in het verleden in Koeweit heeft verbleven. Eiseres stelt dat zij niet opnieuw tot Koeweit zal worden toegelaten omdat zij geen geldige verblijfsvergunning meer heeft en al lange tijd weg is. Deze stelling is echter op geen enkele wijze onderbouwd.
12. Nu de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken zijn hersteld, eiseres zich heeft kunnen uitlaten over het bestreden besluit 2, en dat besluit de rechterlijke toets kan doorstaan, verklaart de rechtbank het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2, ongegrond.
13. Omdat eiseres heeft moeten procederen om een deugdelijk gemotiveerd besluit te verkrijgen, acht de rechtbank een proceskostenveroordeling op zijn plaats. De door eiseres gemaakte proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.674 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1, niet-ontvankelijk;
 verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2, ongegrond;
 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ter hoogte van € 1.674 (zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.