ECLI:NL:RBDHA:2022:5787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
NL22.5667 T
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van een staatloze Palestijn

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 juni 2022, wordt de opvolgende asielaanvraag van eiseres, een staatloze Palestijn, behandeld. Eiseres heeft eerder een asielaanvraag ingediend die op 9 juli 2019 is afgewezen. Op 31 maart 2022 heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de opvolgende asielaanvraag van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij wordt bijgestaan door haar gemachtigde. Tijdens de zitting op 19 mei 2022 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelt dat zij niet kan terugkeren naar Egypte of Gaza vanwege de onhoudbare omstandigheden daar. De rechtbank constateert dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd op welke juridische grondslag het standpunt is gebaseerd dat eiseres kan terugkeren naar Egypte. Dit gebrek is door verweerder erkend en er is bereidheid om dit te herstellen. De rechtbank oordeelt dat de individuele omstandigheden van eiseres onvoldoende zijn betrokken bij de beoordeling van de terugkeer naar Gaza, wat in strijd kan zijn met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om binnen zestien weken de gebreken in het besluit te herstellen. Tot die tijd houdt de rechtbank verdere beslissingen aan, inclusief die over proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5667 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.M. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Fawzy. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres stelt een staatloze Palestijn te zijn en te zijn geboren op [Geb. datum] 1958. Eiseres heeft op 14 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op
9 juli 2019 afgewezen. Dit besluit staat inmiddels in rechte vast. Vervolgens heeft eiseres op 24 september 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend.
Standpunt van verweerder
2. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Dat eiseres niet kan terugkeren naar Egypte of de Gazastrook acht verweerder ongeloofwaardig. Daarom heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen.
Standpunt van eiser
3. Eiseres stelt in beroep dat zij niet kan terugkeren naar Egypte. Ze heeft uitsluitend een reisdocument voor Palestijnen en geen verblijfsrecht in Egypte. Eiseres verwijst naar de door haar overgelegde brief van 23 januari 2020 van de Egyptische ambassade in Den Haag, WI [2] 2020/19 en het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken over Egypte van november 2021. Eiseres heeft concrete verklaringen overgelegd over haar verblijf in Egypte. In 1987 kon zij haar verblijfsvergunning niet verlengen vanwege huwelijksproblemen. Ze kan ook niet terugkeren naar Gaza. Daarbij verwijst eiseres naar de eveneens door haar overgelegde brief van de Palestijnse missie van 31 juli 2019. Alleen personen die in de door Israël gehouden volkstelling in 1967 zijn meegenomen hebben recht op een Palestijns paspoort. Tot slot is terugkeer naar Gaza in strijd met artikel 3 EVRM [3] . Eiseres heeft geen familie of sociaal vangnet in Gaza. Eiseres verwijst naar het standpunt van UNHCR [4] in “Position on returns to Gaza” van maart 2022. Er is sprake van een langdurige humanitaire crisis en onhoudbare sociaaleconomische omstandigheden.
Oordeel van de rechtbank
Juridische grondslag terugkeer Egypte
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd op welke juridische grondslag het standpunt is gebaseerd dat eiseres kan terugkeren naar Egypte. Onduidelijk is of verweerder Egypte beschouwt als land van bestendig verblijf, dan wel veilig derde land. Dit is relevant voor het toetsingskader.
5. Verweerder heeft op zitting erkend dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd en is bereid dit gebrek te herstellen.
Artikel 3 EVRM bij terugkeer naar Gaza
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende de individuele aspecten van eiseres heeft betrokken bij de beoordeling of terugkeer van eiseres naar Gaza in strijd is met artikel 3 EVRM. Eiseres heeft immers in de zienswijze van 30 maart 2022 aangegeven dat er in Gaza sprake is van een gewapend conflict en een slechte humanitaire situatie. Eiseres is al 64 jaar weg uit Gaza en stelt dat zij zich daar niet staande kan houden. Zij heeft daar geen familie of een sociaal vangnet. De situatie in Gaza is precair. Basisvoorzieningen zoals schoon drinkwater, elektriciteit en medicijnen zijn niet altijd aanwezig. Eiseres heeft gezondheidsklachten en wordt behandeld met medicijnen. Door deze individuele aspecten niet in samenhang met de algehele veiligheidssituatie in Gaza te beoordelen, is onvoldoende onderzocht en gemotiveerd [5] dat terugkeer naar Gaza niet leidt tot een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
7. Verweerder heeft op zitting erkend dat ook op dit punt een gebrek kleeft aan het bestreden besluit en heeft aangegeven bereid te zijn om het bestreden besluit op dit punt te voorzien van een aanvullende motivering. Verweerder heeft op 31 mei 2022 bericht dat eiseres uitgenodigd wordt voor een aanvullend gehoor. Na het horen zal er een nieuw voornemen en/of besluit worden uitgebracht. Eiseres is vervolgens op 16 juni 2022 uitgenodigd voor een aanvullend nader gehoor. Ook eiseres heeft op zitting aangegeven akkoord te zijn met deze werkwijze.
Conclusie
8. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw of aanvullend besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zestien weken na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Andel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, Vw.
2.Werkinstructie.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
4.United Nations High Commissioner for Refugees.
5.Artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).