ECLI:NL:RBDHA:2023:15886
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 8 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat eiser ertoe heeft gebracht om beroep in te stellen. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft dit gedaan, maar verweerder stelt dat eiser hem te vroeg in gebreke heeft gesteld, omdat de beslistermijn op zijn aanvraag is verlengd met negen maanden op basis van WBV 2022/22. Eiser betwist de rechtmatigheid van deze beleidsregel en meent dat de beslistermijn inmiddels is verstreken.
De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet en verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtmatig was. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg is ingediend, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 18 april 2023.