ECLI:NL:RBDHA:2023:15886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.25128
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 8 april 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat eiser ertoe heeft gebracht om beroep in te stellen. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting.

De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiser heeft dit gedaan, maar verweerder stelt dat eiser hem te vroeg in gebreke heeft gesteld, omdat de beslistermijn op zijn aanvraag is verlengd met negen maanden op basis van WBV 2022/22. Eiser betwist de rechtmatigheid van deze beleidsregel en meent dat de beslistermijn inmiddels is verstreken.

De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet en verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtmatig was. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser te vroeg is ingediend, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 18 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25128
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Coene), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 8 april 2022 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser hem te vroeg in gebreke heeft gesteld. Op de aanvraag van eiser is namelijk WBV 2022/223 van toepassing. Dat betekent dat de beslistermijn op de aanvraag van eiser met negen maanden is verlengd. Eiser betwist de rechtmatigheid van WBV 2022/22 en meent daarom dat de beslistermijn op zijn aanvraag inmiddels wél is verstreken en dat hij verweerder tijdig in gebreke heeft gesteld.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
4. De rechtbank volgt het standpunt van eiser niet. Zij verwijst daartoe naar haar uitspraak van deze zittingsplaats van 24 maart 2023.4 Hierin heeft zij geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. WBV 2022/22 is dan ook rechtmatig.
5. De aanvraag van eiser is van 8 april 2022 en valt daarmee onder het toepassingsbereik van WBV 2022/22. De beslistermijn op de aanvraag van eiser is met negen maanden verlengd en loopt thans af op 8 juli 2023. De ingebrekestelling van
16 november 2022 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep is daarom niet- ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. O.G. Hulsman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.