ECLI:NL:RBDHA:2023:15803

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.21827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres op 30 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, die op 8 maart 2022 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van zes maanden, die was verlengd met negen maanden, op 8 juni 2023 was verstreken zonder dat er een beslissing was genomen. Eiseres heeft verweerder op 19 juni 2023 in gebreke gesteld, waarna meer dan twee weken zijn verstreken voordat het beroep werd ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en het niet tijdig nemen van een besluit moet worden vernietigd.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor met eiseres af te nemen en binnen acht weken na dat gehoor een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft deze uitspraak na te leven, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat deze zaak samenhangt met een andere zaak van de echtgenoot van eiseres, waarin al een proceskostenvergoeding is toegekend.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21827

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 30 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag van 8 maart 2022.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiseres heeft op 8 maart 2022 een asielaanvraag ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bedraagt de beslistermijn zes maanden. Bij brief van 5 september 2022 heeft verweerder echter aan eiseres meegedeeld dat de beslistermijn met negen maanden wordt verlengd op grond van artikel 42, vierde lid, van de Vw. [1] Verweerder had daarom uiterlijk op 8 juni 2023 een besluit op de asielaanvraag van eiseres had moeten nemen.
3. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken zonder dat er een beslissing is genomen op de asielaanvraag van eiseres. Eiseres heeft verweerder op 19 juni 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiseres op 30 juli 2023 beroep heeft ingesteld. Het beroep is kennelijk gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit moet worden vernietigd.
4. Op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb kan de bestuursrechter het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
5. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft overwogen in haar uitspraak van 8 juli 2020, [2] houdt de rechter er in asielzaken rekening mee dat verweerder aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld. Bij de bepaling van de nadere termijn is van belang dat de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter stelt dus geen nadere termijn waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan niet zorgvuldig te werk kan gaan. Volgens de Afdeling is een termijn van acht weken voor het houden van een eerste gehoor en een termijn van acht weken hierna voor het bekend maken van een besluit op de aanvraag (het 8+8-weken model) passend.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres alleen nog maar een aanmeldgehoor heeft gehad. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een eerste gehoor met eiseres afneemt, en dat hij binnen acht weken na het eerste gehoor, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak, een besluit aan eiseres bekendmaakt.
7. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022 [3] volgt dat artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, onverbindend is voor zover daarin is bepaald dat de artikelen 8:55d, tweede lid, en 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen. Dit betekent dat de bestuursrechter óók in asielprocedures, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt dat verweerder binnen de door hem gestelde termijn alsnog een besluit neemt en aan zijn uitspraak een dwangsom verbindt voor iedere dag dat hij in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De rechtbank zal gelet hierop bepalen dat verweerder een dwangsom aan eiseres verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
8. De rechtbank ziet ondanks de gegrondverklaring van het beroep geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De reden hiervoor is dat deze zaak samenhangt met het beroep wegens niet tijdig beslissen van de echtgenoot van eiseres, in zaak NL23.21826. Aangezien verweerder in deze samenhangende zaak al is veroordeeld in de vergoeding van de proceskosten, wijst de rechtbank het verzoek om een veroordeling in de proceskosten in de onderhavige zaak af.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • bepaalt dat verweerder binnen acht weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden het eerste gehoor met eiseres afneemt en binnen acht weken na het eerste gehoor, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak, een besluit aan eiseres bekendmaakt;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Hierbij heeft verweerder verwezen naar de Kamerbrief van 30 september 2021 (kenmerk 3507397) over houders van een Griekse verblijfsstatus.