Op 13 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek om een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [naam01]. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de gronden voor een gesloten plaatsing, zoals genoemd in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet, niet voldoende aanwezig zijn. Hoewel er signalen zijn van de politie over de veiligheid van [naam01], zijn deze signalen niet concreet genoeg. De kinderrechter erkent de zorgen over de minderjarige, die zich in negatieve kringen heeft begeven, maar is van mening dat de hulp die [naam01] en zijn ouders nodig hebben, binnen het kader van de ondertoezichtstelling kan worden geboden. De ouders hebben hun bereidheid uitgesproken om samen te werken in de opvoeding van [naam01], wat van belang is voor zijn ontwikkeling.
De kinderrechter heeft eerder op 16 augustus 2023 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [naam01] in een gesloten accommodatie, maar na de mondelinge behandeling op 11 augustus 2023 en de daaropvolgende stukken, is besloten dat de situatie niet langer een gesloten plaatsing rechtvaardigt. De kinderrechter heeft de ouders aangemoedigd om samen te werken en de situatie van [naam01] te monitoren. De beslissing om het verzoek af te wijzen is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.