ECLI:NL:RBDHA:2023:15769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.8884
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en gebruik niet-registertolk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij biseksueel is en dat hij problemen heeft ondervonden na een relatie met een man, [naam 3]. De rechtbank oordeelde dat verweerder de biseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, omdat eiser onvoldoende inzicht gaf in zijn gevoelens en de ontwikkeling daarvan. Daarnaast werd het gebruik van een niet-registertolk tijdens het gehoor op 20 september 2022 als een motiveringsgebrek beschouwd, maar de rechtbank besloot dit gebrek te passeren op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het grootste deel van de gehoren met een registertolk was uitgevoerd en eiser geen klachten had over de tolk. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende rekening had gehouden met het referentiekader van eiser en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. Eiser werd in de proceskosten veroordeeld, die op € 1.674,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8884

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

ProcesverloopBij besluit van 23 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op 27 maart 2021 een asielaanvraag ingediend.
Asielrelaas
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is opgegroeid bij [naam 2] en zijn vrouw. Nadat [naam 2] overleed is eiser door zijn vrouw uit huis gezet. Eiser had geen opvang, totdat hij [naam 3] ontmoette en een relatie met hem aanging. Eiser en [naam 3] hadden een relatie in januari 2016 en in die maand zijn ze ook betrapt door een aantal mensen toen zij seks hadden. Deze mensen hebben eiser en [naam 3] mishandeld. Vervolgens zijn eiser en [naam 3] naar Libië gevlucht, waar [naam 3] is komen te overlijden als gevolg van de verwondingen van de mishandeling.
Besluit verweerder
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De biseksuele geaardheid van eiser;
3. De betrapping met [naam 3] en de daaruit voortvloeiende problemen;
4. Beschuldiging van betrokkenheid bij de dood van [naam 2] .
3.1
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht, maar hij hecht geen geloof aan eisers gestelde biseksuele geaardheid. Eiser heeft, samengevat, nagelaten om uit te leggen hoe de gedwongen seksuele handelingen ertoe hebben geleid dat hij gevoelens kreeg voor [naam 3] in het bijzonder en mannen in het algemeen. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij biseksueel is. Verder heeft verweerder de betrapping met [naam 3] , de aanval die daarop zou zijn gevolgd en de ontsnapping ongeloofwaardig geacht. Tot slot heeft verweerder niet geloofwaardig geacht dat eiser is beschuldigd van de betrokkenheid bij de dood van [naam 2] . Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
Beroepsgronden
4. Eiser vindt dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Eiser stelt dat verweerder zijn biseksuele geaardheid, evenals de betrapping met [naam 3] en de daaruit voortvloeiende problemen ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verder voert eiser aan dat het door verweerder gehanteerde referentiekader tekortschiet. Tot slot stelt eiser dat hij niet is gehoord met behulp van een registertolk en dat deze handelswijze in strijd is met artikel 28 van de Wbtv [1] .
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser geen beroepsgronden heeft gericht tegen het niet geloofwaardig achten door verweerder van de beschuldiging van betrokkenheid bij de dood van [naam 2] en dat dit geen geschilpunt is.
Niet-registertolk
6. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat verweerder tijdens het aanvullend gehoor op 20 september 2022 geen gebruik heeft gemaakt van een registertolk. Het is vaste rechtspraak [2] van de ABRvS [3] dat artikel 28, derde en vierde lid, van de Wbtv wat betreft de motivering de eis stelt dat verweerder de reden voor het gebruikmaken van een niet-registertolk uiterlijk in het besluit schriftelijk vastlegt en dat deze reden één van de in het derde lid vermelde redenen moet zijn. Verweerder heeft in de besluitvorming niet gemotiveerd waarom geen gebruik is gemaakt van een registertolk tijdens het gehoor van 20 september 2022. In het aanvullend verweerschrift van 19 mei 2023 heeft verweerder alsnog toegelicht dat er blijkens het tolkenregister slechts één registertolk beschikbaar is in de taal van eiser, dat deze registertolk tijdens het gehoor op 20 september 2022 niet beschikbaar was en de beslistermijn al was verstreken. Nu deze motivering niet in het bestreden besluit staat opgenomen, is er sprake van een motiveringsgebrek.
6.1.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [4] te passeren. In dit kader acht de rechtbank van belang dat het grootste gedeelte van de gehoren wel plaats heeft gevonden met behulp van een registertolk. Verder heeft eiser tijdens het gehoor van 20 september 2022 aangegeven dat hij de tolk goed kon verstaan en had hij geen opmerkingen over de tolk. Ook heeft eiser correcties en aanvullingen op het gehoor kunnen indienen. De rechtbank ziet daarom geen reden voor het oordeel dat eiser in zijn belangen is geschaad. Deze beroepsgrond faalt.
Referentiekader
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. Verweerder heeft in de besluitvorming aangegeven dat van eiser op het gebied van terminologie, woordgebruik en data minder verwacht wordt, aangezien hij niet naar school is geweest en stelt analfabeet te zijn. Ook wordt niet van eiser verwacht dat hij zijn gevoelens tot in detail kan beschrijven. Wel wordt verwacht dat hij enig inzicht hierin kan geven. Tijdens de gehoren zijn diverse vragen herhaald, op eenvoudige wijze gesteld en waar nodig is uitleg gegeven. Daarbij was eiser ten tijde van het door hem geschetste asielrelaas niet dermate jong dat om die reden van zijn verklaringen minder verwacht mag worden. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het valt te begrijpen dat eiser het lastig vindt om zijn gevoelens onder woorden te brengen, maar dat dit hem niet ontslaat van de plicht om enig inzicht in zijn gedachteproces te geven. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Biseksuele geaardheid
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de gestelde biseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft geen inzicht gegeven in hoe de in eerste instantie gedwongen seksuele handelingen uiteindelijk hebben geleid tot gevoelens voor [naam 3] en mannen in het algemeen. De verklaring dat [naam 3] alles voor hem deed, hem hielp en goed voor hem was heeft verweerder onvoldoende mogen achten. Verweerder heeft zich in dit verband op het standpunt kunnen stellen dat eiser heeft nagelaten om inzicht te geven in de persoonlijke beleving van zijn gestelde biseksuele gevoelens en de manier waarop zijn persoonlijke gevoelens zich vervolgens hebben ontwikkeld. Eiser blijft steken in vage en algemene termen. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de verklaringen van eiser over [naam 3] dusdanig vaag en oppervlakkig zijn, dat hij zijn gestelde relatie met [naam 3] niet aannemelijk heeft gemaakt.
De betrapping met [naam 3] en de daaruit voortvloeiende problemen
9. De rechtbank overweegt dat verweerder de betrapping met [naam 3] en de daaruit voortvloeiende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. In de eerste plaats heeft verweerder, zoals onder 8. is overwogen, de gestelde relatie met [naam 3] niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verder heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser wisselend en vaag heeft verklaard over de aanval en de ontsnapping.
Conclusie en gevolgen
10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10.1.
Vanwege het onder 6 geconstateerde gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [5] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Wet beëdigde tolken en vertalers
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1395
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Algemene wet bestuursrecht
5.Besluit proceskoten bestuursrecht