ECLI:NL:RBDHA:2023:15763
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich niet kon verenigen met het feit dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 18 augustus 2022. Eiser stelde dat de beslistermijn niet geldig was verlengd door het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 in werking trad en de beslistermijnen van asielaanvragen met negen maanden verlengde. Eiser betoogde dat hij verweerder niet prematuur in gebreke had gesteld, omdat de ingebrekestelling op 11 april 2023 te vroeg was ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van 24 maart 2023, waarin werd geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Vw zich voordeed. Hierdoor was de beslistermijn in de zaak van eiser met negen maanden verlengd, wat betekende dat verweerder uiterlijk op 18 november 2023 moest beslissen.
Aangezien de rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend, verklaarde zij het beroep van eiser niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 26 juli 2023.