ECLI:NL:RBDHA:2023:15763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.13210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich niet kon verenigen met het feit dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 18 augustus 2022. Eiser stelde dat de beslistermijn niet geldig was verlengd door het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 in werking trad en de beslistermijnen van asielaanvragen met negen maanden verlengde. Eiser betoogde dat hij verweerder niet prematuur in gebreke had gesteld, omdat de ingebrekestelling op 11 april 2023 te vroeg was ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van 24 maart 2023, waarin werd geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, van de Vw zich voordeed. Hierdoor was de beslistermijn in de zaak van eiser met negen maanden verlengd, wat betekende dat verweerder uiterlijk op 18 november 2023 moest beslissen.

Aangezien de rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling te vroeg was ingediend, verklaarde zij het beroep van eiser niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 26 juli 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.13210
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R. Achttienribbe), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 18 augustus 2022 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank van 24 maart 2023.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser heeft op 18 augustus 2022 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 18 november 2023 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 11 april 2023 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
O.G. Hulsman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.