ECLI:NL:RBDHA:2023:15756
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 1 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op indirect refoulement. Eiser heeft geen concrete informatie overgelegd die aantoont dat het beschermingsbeleid in Duitsland fundamenteel verschilt van dat in Nederland. De rechtbank wijst erop dat de Duitse autoriteiten hebben gegarandeerd dat eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen, zelfs als hij zijn asielaanvraag in Duitsland intrekt.
Eiser heeft verder aangevoerd dat zijn medische situatie, waaronder Alzheimer, een risico vormt bij overdracht aan Duitsland. De rechtbank oordeelt echter dat eiser geen medische stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn klachten. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser een onevenredige hardheid zou opleveren.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling heeft gesteld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.